Klimaatverandering en afvallozing brengen drinkwatervoorziening in gevaar
Michelle van Vliet & Marleen van Rijswick aan het woord in RIWA-Maas rapport

De stroomgebieden van de Rijn. Maas en Schelde vormen essentiële bronnen voor de drinkwatervoorziening in een groot deel van ons land, maar de waterkwaliteit is onder de maat. Nog maar kortgeleden kwam de vervuiling van het Rijnwater met PFAS uit Duitsland in het nieuws, en nu ligt er een jaarrapport van RIWA-Maas met als boodschap: de Maas als bron van drinkwater van 7 miljoen mensen, in Nederland en België, wordt niet effectief beschermd. RIWA-Maas is – naast RIWA-Rijn en RIWA-Schelde – onderdeel van de Vereniging van Rivierwaterbedrijven, die oppervlaktewater gebruiken voor de bereiding van drinkwater. In het rapport komen deskundigen uit verschillende vakgebieden aan het woord, onder wie hoogleraar Europees en nationaal waterrecht Marleen van Rijswick en hoogleraar Waterkwaliteit en Duurzame Watersystemen Michelle van Vliet, beiden verbonden aan het Pathways to Sustainability-programma van de Universiteit Utrecht.
In het persbericht bij de publicatie van het jaarrapport benadrukt RIWA-Maas het belang van actuele lozingsvergunningen. Momenteel zijn namelijk veel vergunningen verouderd en onvolledig, want de vele nieuwe schadelijke stoffen die sinds de oorspronkelijke verlening zijn ontwikkeld staan in de vergunningen niet expliciet vermeld en hoeven daarom niet gemeten te worden. Er vindt momenteel wel een inhaalslag plaats – door Rijkswaterstaat, waterschappen en gemeenten – om industriële lozingsvergunningen (zowel voor directe lozingen op de rivieren als indirecte lozingen op het riool) te actualiseren, maar dat gaat niet snel genoeg.
Rijkswaterstaat en de waterschappen hebben niet helemaal helder wat precies vergund is, en vergunningen zijn vaak verouderd. Als je niet weet welke schadelijke stoffen in het water terechtkomen, dan weet je niet wat er nodig is om het aan te pakken.
Een zorgelijk aspect, zo noemt Marleen van Rijswick in het interview de vergunningsproblematiek: “Want als je niet weet welke schadelijke stoffen in het water terechtkomen, dan weet je niet wat er nodig is om het aan te pakken. Veel gemeentes weten niet precies wat bedrijven lozen [op de gemeentelijke riolering]. Daarnaast hebben Rijkswaterstaat en de waterschappen niet helemaal helder wat nu precies vergund is en deze vergunningen [voor directe lozingen op de rivier] zijn vaak verouderd.” RIWA-Maas heeft nu zélf het initiatief genomen om de vergunningen in kaart te brengen. “Dit is heel positief. Echt een hele belangrijke eerste stap”, zegt zij, ook al is dit eigenlijk een taak van de overheid: “We hebben wetgeving waarin staat dat die vergunningen openbaar zijn en ook de KWR vraagt dat vergunningen actueel zijn. Je zou ze eigenlijk heel makkelijk in moeten kunnen zien.” Milieuorganisaties zouden natuurlijk heel graag deze lijst hebben om een vingr aan de pols te houden.
KRW houdt ons bij de les
Van Rijswick benadrukt dat de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) er niet om ons te dwarsbomen, maar ons moet helpen om 'bij de les' te blijven: “Wanneer onze waterkwaliteit achteruit gaat, is dat natuurlijk schadelijk voor de gezondheid van mensen en voor de natuur. Dat is het belangrijkste argument om de doelen van de KRW te moeten willen halen, maar dit krijgt vaak te weinig aandacht. Vooral de nutriëntenproblematiek, de hoeveelheid meststoffen op het land, is te groot. Verder zijn de rioolwaterzuiveringsinstallaties – onze eigen 'mest' – een probleem. Ook medicijnresten en andere nieuwe stoffen zijn nog niet goed onder controle of nog niet gereguleerd.”
Een tegenvaller is dat het recente voorstel om glyfosaat in de EU te verbieden niet is aangenomen, zegt Van Rijswick, en dat het middel nu de komende tien jaar nog gebruikt mag worden. “Ook de Natuurherstelwet die voorlopig de ijskast in gaat zou zeer behulpzaam kunnen zijn voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Dat soort dingen helpen natuurlijk niet om op tijd je doelen te halen.” Verder komen er steeds nieuwe chemische stoffen op de markt en daar is niet direct wetgeving voor. "Het is nog onbekend hoe schadelijk die precies zijn en het normeren kost tijd. “Dat moet je heel zorgvuldig doen. Ondertussen zorgen die nieuwe stoffen natuurlijk wel voor een slechtere waterkwaliteit.”
Een juridische gevolg van het niet voldoen aan de KRW kan eruit bestaan dat de Europese Commissie een lidstaat voor het Europese Hof van Justitie daagt. Daarnaast kunnen milieuorganisaties en andere partijen tegen vergunningen in beroep gaan, al vanaf het moment dat er sprake is van achteruitgang van de kwaliteit van het water. Van Rijswick: “Dat is nog veel risicovoller, want dan kom je voor de nationale rechter. En dan kan het gebeuren dat een bedrijf geen vergunning meer krijgt, omdat er normen overschreden zijn en er geen verdere vervuiling bij mag. Dat heeft allerlei negatieve gevolgen voor de economie en kan leiden tot een oneerlijke verdeling van de lasten vanwege het niet op tijd voldoen.”
Het is belangrijk dat we in lozingsvergunningen rekening gaan houden met de lagere rivierafvoeren en het vaker voorkomen van droogte. Door droogte is er minder water om verontreinigingen te verdunnen.
Michelle van Vliet benoemt nog een ander aspect van de lozingsvergunningen dat aan herziening toe is. Een deel van de Nederlandse lozingsvergunningen gaat nog uit van veel meer water in de rivieren dan in de nabije toekomst (en ook nu al) het geval is: “Zeker voor regenrivieren als de Maas is het belangrijk dat we in lozingsvergunningen rekening gaan houden met de lagere rivierafvoeren en het vaker voorkomen van droogte. Het zoutgehalte en concentraties schadelijke stoffen die moeilijk afbreekbaar zijn nemen dan toe. Hierdoor worden steeds vaker de waterkwaliteitsnormen overschreden.” Dat komt met name door lozingen van de industrie en vanuit rioolwaterzuiveringsinstallaties. Overigens komen er, als het weinig regent, juist minder meststoffen en bestrijdingsmiddelen van de landbouw in sloten en rivieren terecht.
Wereldwijd tekort aan kwalitatief goed water
Wereldwijd heeft 30 procent van de bevolking een tekort aan water, en zelfs 40 procent als ook naar waterkwaliteit wordt gekeken. “Veel studies over waterschaarste kijken alleen naar de hoeveelheid water. in ons onderzoek hebben wij ook de kwaliteit meegenomen en de kwaliteitseisen die sectoren stellen”, zegt Van Vliet. Naast huishoudelijk gebruik van water (drinkwater en 'gebruikswater') is vooral de vraag vanuit landbouw, veeteelt en industrie groot. Elke sector stelt bepaalde eisen aan het water: drinkwater mag niet verontreinigd zijn, irrigatiewater mag niet te zout zijn en koelwater voor de industrie mag niet te warm zijn. Tegelijkertijd beïnvloedt elk type gebruik op zijn beurt de waterkwaliteit, wat resulteert in een complexe wisselwerking: huishoudens laten medicijnresten in het rioolwater achter, landbouw veroorzaakt door (teveel) irrigatie verzilting en vervuilt oppervlakte- en grondwater met nutriënten en pesticiden, en energiecentrales zorgen voor de opwarming van rivierwater.
Het type waterkwaliteitsproblemen verschilt nogal wereldwijd, zag Van Vliet. Ontwikkelingslanden kampen vooral met organische verontreinigingen en ziekteverwekkers in water, en hebben lang niet zulke geavanceerde waterzuiveringsmogelijkheden als bijvoorbeeld Nederland. In welvarende landen veroorzaken vooral door de mens gemaakte stoffen zoals pesticiden, medicijnresten en PFAS problemen. “Die zijn vaak lastig te zuiveren of het is duur om het water schoon te maken. Daar is veel aandacht voor en terecht.” Als namelijk de streefwaarden voor oppervlaktewater uit het European River Memorandum (voor Maas, Rijn, Donau, Elbe, Ruhr en Schelde) worden overschreden, zijn de natuurlijke zuiveringsmethoden die drinkwaterbedrijven toepassen niet langer toereikend.
Verder lezen
Een selectie van eerdere artikelen over het onderwerp: