Kat besmet met European Bat Lyssavirus 1

Een afbeelding van een kat die in de camera kijkt
Afbeelding ter illustratie

Op vrijdag 25 oktober is een kat (2,5 jaar oud) positief bevonden op European Bat Lyssavirus type 1 (EBLV-1). EBLV-1 is een aan klassiek rabiës virus verwant lyssavirus, dat in Nederland af en toe bij één specifieke vleermuissoort (laatvlieger) wordt aangetoond. In het landelijk Signaleringsoverleg Zoönosen, waar de faculteit Diergeneeskunde aan deelneemt, is deze casus besproken en is door partners besloten om dit onder de aandacht te brengen binnen het veterinaire veld.

Vanaf dinsdag 22 oktober begon de kat afwijkend gedrag te vertonen. Eerst leek ze ‘dingen te zien die er niet waren’ en een dag later kwam daar agressief gedrag bij. Drieënhalve week voordat de kat verschijnselen vertoonde is een dode vleermuis in huis gevonden, deze is zonder aanvullend onderzoek weggegooid. De kat was niet gevaccineerd tegen rabiës. Op woensdag is de kat gezien door de eigen dierenarts en in eerste instantie met kalmeringsmiddelen en pijnstilling naar huis gegaan. Vanwege het agressieve gedrag werd de kat afgezonderd. Op donderdag is opnieuw contact geweest met de dierenarts. Omdat rabiës klinisch niet uitgesloten kon worden, is via de GGD en RIVM in de avond contact opgenomen met de NVWA. Vrijdag is de kat geëuthanaseerd en daarna, in opdracht van de NVWA, opgehaald voor onderzoek bij het Nationaal Referentielaboratorium voor veterinaire rabiës, Wageningen Bioveterinairy Research (WBVR). Hersenmateriaal testte positief in de immunofluorescentietest (IFT) en een voor EBLV-1 specifieke PCR-test. Later werd in aanvullend onderzoek ook EBLV-1-virus aangetoond in een mondswab en de speekselklier van het kadaver. 

Vervolgacties

In de omgeving van de kat zijn de risicocontacten bij mens en dier geïnventariseerd door de GGD en NVWA. Het ging hierbij om negen mensen, deze personen hebben een Post Exposure Profylaxe ontvangen.

De twee honden uit hetzelfde huishouden, die in hetzelfde huis verbleven als de kat, zijn voor zes maanden in quarantaine geplaatst en worden geobserveerd of ze tijdens deze periode verschijnselen van rabiës gaan vertonen. Twee paarden die op hetzelfde adres in een stalcomplex verbleven, blijven verplicht zes maanden op locatie, worden verzorgd door gevaccineerde mensen en mogen geen contact hebben met andere gehouden dieren. 

In de nabije omgeving worden de huisdiereigenaren geïnformeerd en geadviseerd de dieren goed in de gaten te houden en vooral bij beginnende gedragsveranderingen de dierenarts te raadplegen.


Duiding

Met deze casus is voor het eerst EBLV-1 bij een kat in Nederland aangetoond. In Europa is dit drie keer eerder waargenomen, dit betrof Frankrijk. Tot nu toe zijn er geen gevallen bekend van mensen die besmet zijn door huisdieren nadat deze door vleermuizen besmet zijn geraakt. Wel zijn in Europa afgelopen decennia zes gevallen bij mensen bekend die zijn overleden aan een infectie met EBLV na waarschijnlijk intensief contact met vleermuizen.

In Nederland wordt met enige regelmaat EBLV-1 gevonden in vleermuizen, verspreid over het land. De prevalentie van EBLV-1 onder de Nederlandse onderzochte laatvliegerpopulatie (WBVR data van 1987-2017) is 23,6 procent. De onderzochte populatie betreft een selectie van zieke of dode dieren. De daadwerkelijke prevalentie van EBLV-1 in de laatvliegerpopulatie is hoogstwaarschijnlijk veel lager.
Concluderend is het risico op besmetting van een huisdier of mens met EBLV-1 heel erg klein. 


Adviezen voor de praktijk

Rabiës is een meldingsplichtige dierziekte. Neem direct contact op met de NVWA als u een dier ziet met verschijnselen die op rabiës kunnen wijzen. 

Als een hond of kat in direct contact geweest is met een vleermuis, is het advies het dier te vaccineren. Het klassieke rabiësvirus en EBLV-1 behoren tot dezelfde phylogroep (I) van Lyssavirussen. Daarvan is bekend dat er bij vaccinatie met een klassiek rabiësvaccin een kruisimmuniteit ontstaat.

Wanneer een persoon gebeten, gelikt of gekrabd is door een vleermuis of klinisch verdacht dier, dient direct contact opgenomen te worden met de GGD.