Joep Lindeman benoemd tot hoogleraar strafprocesrecht aan de Universiteit Utrecht
“Dilemma’s en spanningen zullen er altijd zijn”
Joep Lindeman is per 1 juni 2024 benoemd tot hoogleraar strafprocesrecht aan de Universiteit Utrecht. Zijn benoeming valt in een bijzondere periode in de strafrechtspleging; er wordt de komende jaren flink gemoderniseerd, iedereen in de strafrechtketen gaat dat merken. Een voorstel voor een heel nieuw wetboek ligt momenteel bij de Kamer. De verwachtingen van burgers zijn nu al hoog. Ik wil echt de vinger aan de pols houden voor wat betreft het wetgevingstraject
, zegt Lindeman onder meer. Bovendien: Wij gaan de studenten opleiden die straks in de praktijk met die nieuwe wet gaan werken. Dat is een belangrijke opdracht.
Interessante tijd om hoogleraar strafprocesrecht te worden!
Ja! Er is een grote wetgevingsoperatie bezig in het strafrecht, juist specifiek op het terrein van het procesrecht. Daar gaat iedereen in de strafrechtketen iets van merken. Er ligt momenteel een voorstel voor een nieuw Wetboek van Strafvordering bij Tweede Kamer. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid mikt op 1 april 2029 als datum voor de inwerkingtreding van dat nieuwe wetboek. Het bevat de regels waaraan politie, Openbaar Ministerie, rechters en advocaten zich moeten houden bij de waarheidsvinding in het strafproces: van de opsporing van verdachten tot de tenuitvoerlegging van de straf. Het was hoog tijd, want het huidige wetboek is bijna honderd jaar oud en moest hoognodig worden gemoderniseerd.
Als wetenschappers én als docenten staan mijn collega’s en ik voor mooie uitdagingen. De studenten moeten de nieuwe wet straks in de praktijk gaan toepassen en wíj moeten hen dat leren.
Hoe ben jij hier als wetenschapper al bij betrokken?
De wetenschap is al bijna tien jaar betrokken bij het ontwikkelen van het nieuwe wetboek. Mijn collega’s en ik hebben, gevraagd en ongevraagd, al veel advies gegeven. Toen het definitieve wetsvoorstel op tafel lag, gaf de Tweede Kamer aan dat zij advies wilde hebben bij het behandelen van het wetsvoorstel. Ik ben een van de Utrechtse leden van het team van samenwerkende universiteiten dat die adviestaak op zich heeft genomen. De Universiteit Utrecht heeft dat samen met de Vrije Universiteit Amsterdam, de Radboud Universiteit Nijmegen en de Erasmus Universiteit Rotterdam gedaan. De advisering bestaat uit zes rapportages, over allerlei onderwerpen, van opsporing tot berechting en rechtsmiddelen. We gaven zowel advies op de uitvoerbaarheid als op de inhoud en de Kamer heeft naar aanleiding daarvan veel vragen gesteld aan de betrokken ministers. De antwoorden op die vragen komen hopelijk nog vóór de zomer.
Wat zijn belangrijke veranderingen?
Zelfs voor geschoolde juristen is het huidige wetboek lastig te doorgronden. De nieuwe wet zal veel inzichtelijker moeten zijn. Ook leken zouden er beter mee uit de voeten moeten kunnen, hoewel dat laatste een wel heel grote ambitie lijkt. Het nieuwe wetboek moet inspelen op allerlei technologische ontwikkelingen. Die zorgen voor uitdagingen. Wat zijn de bevoegdheden van de politie om met nieuwe middelen mensen op te sporen? Nieuwe instrumenten, neem bijvoorbeeld gezichtsherkenning door camera’s, zorgen voor ingrijpende spanningen wat betreft mensenrechten. Er is in dat verband ook veel meer invloed van de Europese Unie op het strafrecht.
Op het gebied van AI zijn er natuurlijk hele spannende ontwikkelingen die heel snel gaan. Trouwens ook iets wat voor het onderwijs een enorme aardverschuiving is: wat is van toegevoegde waarde en mogen studenten gebruiken? En welke tools willen we juist níet dat ze gebruiken?
Nieuwe instrumenten voor opsporing zorgen soms voor ingrijpende spanningen wat betreft mensenrechten.
In de strafrechtspleging moet je het evenwicht tussen het maatschappelijk belang om tegen criminaliteit op te treden en de fundamentele rechten van burgers voortdurend zo goed mogelijk bewaken. De wet probeert dit tot uitdrukking te brengen. Een belangrijke ambitie is bovendien om onnodige vertraging van het strafproces te voorkomen. Het voorstel wil naar een systeem waarin de verdediging en het openbaar ministerie al vóór dat de rechtszitting begint afkaarten of het onderzoek compleet is. Dat zijn in de kern mooie plannen maar er zijn forse organisatorische uitdagingen, zoals personeelstekorten door vergrijzing, zowel bij de politie, het Openbaar Ministerie als in de Rechtspraak. Die uitdagingen moeten we het hoofd bieden. Procedures kunnen vandaag de dag ontzettend lang duren.
Zijn burgers in Nederland vaak teleurgesteld in het strafrecht?
Ja, en dat begrijp ik enerzijds wel, terwijl ik het anderzijds niet terecht vind. Bijna elke dag komt het strafrecht wel in het nieuws en politici gebruiken het vaak in hun uitlatingen. Dan beloven ze ‘harder aanpakken’ en ‘lik op stuk’ beleid. De rechter heeft echter soms gewoon meer tijd nodig om iets goed uit te zoeken. En ondanks het feit dat er in Nederland veel aandacht is voor de positie van slachtoffers en er pittig wordt gestraft, is het een veelgehoord geluid dat ‘rechters soft straffen’ en dat er te veel rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De politie moet bovendien keuzes maken waar ze haar capaciteit aan besteedt. Niet alle gevallen van internetoplichting kunnen bijvoorbeeld worden aangepakt. Daar is niet altijd begrip voor. Kortom: de bij burgers gewekte verwachtingen zijn helaas niet altijd realistisch. En toch blijft de overheid – tegen beter weten in – maar beloftes doen. Ik heb het daarom wel eens over ‘de kroniek van de aangekondigde teleurstelling’.
De overheid doet vaak tegen beter weten in beloftes. Ik heb het daarom wel eens over ‘de kroniek van de aangekondigde teleurstelling’.
Ook burgers die zelf in aanraking komen met het strafrecht hebben er natuurlijk last van dat zij lang moeten wachten op een uitspraak. Of zij krijgen een zogenoemde buitengerechtelijke afdoening en weten eigenlijk niet wat daarvan de consequenties zijn. Procedures zijn soms ingewikkeld. Lang niet iedereen kan een advocaat betalen terwijl door de overheid betaalde rechtsbijstand niet in alle gevallen beschikbaar is. Op het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak rust dan een zware plicht om toch de waarborgen van een eerlijk proces in de gaten te houden.
Hoe zie jij de rol van de universiteit in jouw vakgebied?
Onderzoek en onderwijs zijn onze primaire taken. Onze studenten moeten niet alleen de wet kennen maar ook de achtergrond ervan. Zij moeten de mogelijkheden maar ook de onmogelijkheden van de strafrechtspleging kennen. En we moeten dat ook aan de samenleving uitleggen. Ik wil als onderzoeker met mijn collega's echt de vinger aan de pols houden voor wat betreft het wetgevingstraject dat nu loopt. En natuurlijk ook ná de inwerkingtreding van de nieuwe wet: zijn er onvoorziene en/of ongewenste gevolgen? Zijn we dingen vergeten? De rechtshandhaving moet op orde zijn, maar niet tegen elke prijs. Dilemma’s en spanningen zullen er altijd zijn. Het strafrecht is geen panacee voor allerlei maatschappelijke problemen. En de kijk van de maatschappij op het recht verandert. Veel mensen vinden het best vanzelfsprekend dat er al snel forse vrijheidsbenemende dwangmiddelen worden gebruikt. Hoe lang houd je iemand vast die nog niet veroordeeld is? We moeten altijd opkomen voor rechtsbescherming, zowel van het slachtoffer, als de verdachte, als de maatschappij als geheel.
Over Joep Lindeman
Joep Lindeman is geboren en getogen in Den Haag. Hij studeerde rechtsgeleerdheid (richting strafrecht) in Utrecht, waar hij in 1999 zijn bul haalde. Na een paar jaar werkzaam te zijn geweest bij het openbaar ministerie, keerde hij terug naar de Universiteit Utrecht, naar het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen. Aanvankelijk als docent, maar in 2010 begon hij, naast zijn onderwijstaken, met een promotieonderzoek naar de taakopvatting en taakinvulling van officieren van justitie. Hij promoveerde in 2017 aan de Universiteit met het proefschrift “Officieren van justitie in de 21e eeuw”. In 2019 werd hij universitair hoofddocent. Hij is momenteel een van de programmaleiders van het Montaigne Centrum voor rechtsstaat en rechtspleging en hij is voorzitter van de Examencommissie Master.
Naast zijn werkzaamheden aan de universiteit is hij actief geweest voor een van de Nederlandse politieklachtencommissies. Hij is lid van het team van samenwerkende universiteiten dat de Tweede Kamer voorlicht over het Wetsvoorstel voor een nieuw Wetboek van Strafvordering.