Innovatieve kennis genoeg, nu nog de toepassing

Duurzaamheidsonderzoekers op het klimaatblog van NRC

Innovatieve oplossingen voor klimaatverandering zijn er genoeg. Ze worden vaak niet uitgevoerd omdat we niet weten hoe we ze goed kunnen toepassen. Zie het beleid voor het veenweidegebied, schrijven duurzaamheidswetenschappers Jerry van Dijk, Hens Runhaar, René Verburg en Marko Hekkert van de Universiteit Utrecht

Het Nederlandse veenweidegebied is niet alleen extreem gevoelig voor de gevolgen van klimaatverandering, maar levert er tegelijkertijd een belangrijke bijdrage aan. Veenbodems bestaan uit niet-afgebroken plantenresten die vóór menselijke ontginning eeuwenlang koolstof uit de atmosfeer hebben vastgelegd in de uitgestrekte moerassen waar laag Nederland destijds uit bestond.

De schatting is dat alleen al in de bovenste 30 centimeter van deze veenbodems het equivalent van zo’n 270 megaton CO2 ligt opgeslagen, ongeveer anderhalve keer de huidige jaarlijkse broeikasgasuitstoot van heel Nederland. Zolang dat in de grond blijft zitten, is er niets aan de hand. Maar dat gebeurt niet.

Om landbouw mogelijk te maken, worden de veenbodems ontwaterd. Daardoor oxideert het veen en verdwijnt de koolstof terug de atmosfeer in, waar het bijdraagt aan verdere klimaatverandering. Door het verdwijnen van al die koolstof daalt ook de bodem, soms met centimeters per jaar. Omdat het bodemoppervlak daardoor dichter bij het grondwater komt, en de bodem dus relatief natter wordt, moet het veen weer verder ontwaterd worden, met meer bodemdaling en vrijgekomen CO2 tot gevolg. Een vicieuze cirkel.

De nadelen zijn talrijk: van schade aan infrastructuur en woningen, tot hogere overstromingsrisico’s en moeizamer (en dus duurder) waterbeheer. Verschillende kosten-baten-analyses hebben laten zien dat de hoge kosten van bodemdaling zullen blijven stijgen, terwijl de baten die naar de landbouw gaan, zullen blijven dalen. We weten dat al ruim twintig jaar, maar toch blijven we stug het grondwaterpeil verder verlagen.

Vernatting kan niet

De reden: we kunnen niet anders. Vernatting van het veenweidegebied zou direct het einde betekenen van een groot deel van de melkveehouderij zoals we die nu kennen. Doordat bij nattere bodems de grasproductie afneemt, het lastiger wordt het land te bewerken en het land veel minder intensief beweid kan worden, kan minder melk worden geproduceerd en zullen de productiekosten van melk sterk toenemen. Een onmogelijkheid in het huidige landbouwsysteem.

We weten dit al ruim twintig jaar, maar toch blijven we stug het grondwaterpeil verder verlagen.

De melkproductie richt zich namelijk op de internationale markt waar de melkprijs al jarenlang laag is en door sterke fluctuaties regelmatig onder de huidige kostprijs ligt. Productieverhoging en schaalvergroting om de kostprijs te drukken zijn dan de enige mogelijkheid om nog wat te verdienen. Daarbij is de hele sector eromheen – van banken tot waterbeheer en van kennisinstellingen tot de agri-foodketens – volledig toegesneden op dit productivistische model. Extensivering is daarmee simpelweg geen optie.

Wie als boer uit dit systeem wil ontsnappen, moet een andere manier vinden om de hogere kostprijs voor melk terug te kunnen verdienen. Verschillende onderzoeks- en ontwerpprogramma’s, zoals ‘Waarheen met het veen’ en het recentere ‘Veenatelier’ hebben zich dan ook gericht op de vraag hoe dat zou kunnen bij hogere waterstanden.

Bij hogere waterstanden zal de melkveehouderij grotendeels over moeten gaan op natuurinclusieve landbouw, met minder vee en lagere productie, maar extra inkomsten uit natuurbeheer. Op de natste stukken kan worden overgestapt op zogenaamde natte teelten, zoals cranberries of kroosvaren, dat als eiwitrijk veevoer dienst kan doen.

Om onder de streep voldoende economische mogelijkheden te houden voor de agrarische sector moet een deel van de verloren inkomsten gecompenseerd worden. Dat zou kunnen via een directe afzet van producten waardoor de marge veel hoger is, een directe betaling voor maatschappelijke diensten of een betaling voor de reductie in CO2-uitstoot. Met als aardige bijvangst: de regio wordt leefbaarder, aantrekkelijker voor recreatie én het is goed voor biodiversiteit en klimaat.

Een markt voor streekproducten en duurzame zuivel biedt echter slechts voor een minderheid van de melkveehouders in het veenweidegebied een alternatief. Boeren direct betalen voor hun maatschappelijke diensten en verminderde CO2-uitstoot – een belangrijke financiële basis onder de eerder genoemde plannen – is vooralsnog niet mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving. Het aanpakken van de veenweideproblematiek hangt dus niet op het gebrek aan innovatieve oplossingen, maar op het gebrek aan nieuwe en slimme spelregels die zowel leiden tot een duurzaam beheer van het veenweidegebied als een goede boterham voor de boer.

Les geleerd

De voortslepende veenweideproblematiek laat helder zien dat het huidige innovatiebeleid niet klaar is voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering. Bij veel van de maatschappelijke uitdagingen zijn de grootste knelpunten namelijk niet technologisch van aard.

Innovaties daarin vragen om heel veel kennis, maar het innovatiebeleid richt zich vooral op oplossingen met een hoog ‘bouten en moeren’-gehalte.

Vernieuwing strandt op zowel harde regels als wetgeving en marktcondities maar ook zachtere regels als gewoonten en cultuur. Innovaties daarin vragen om heel veel kennis, maar het innovatiebeleid richt zich vooral op oplossingen met een hoog ‘bouten en moeren’-gehalte.

Het is verbazingwekkend hoe scheef de kennisbasis is die beslissers moet voeden. Bijna alle investeringen gaan naar nieuwe technologie terwijl kennis over institutionele veranderingen en sociale innovaties nauwelijks aandacht krijgt. Dit lijkt een blinde vlek bij beleidsmakers en financiers. Als we maatschappelijke transities in Nederland echt willen versnellen dan wordt het hoog tijd dat ook deze ‘zachte’ kant van innovatie de aandacht gaat krijgen die het nodig heeft.

Deze blog is op 4 december 2018 gepubliceerd als klimaatblog in de NRC.
Wetenschappers van de Universiteit Utrecht schrijven regelmatig over hun onderzoek in de klimaatblog van de NRC. Zij werken samen in het strategische thema Pathways to Sustainability.