In memoriam Thijs Pollmann (1939-2022)
Op 18 mei jl. is Thijs Pollmann overleden. Hij was oprichter en coördinator van de doctoraalopleiding Algemene Letteren (1985-2000) en van de bacheloropleiding Taal- en cultuurstudies (2000-2004).
Betrokken en visionair onderwijsvernieuwer
Pollmann studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en werd na zijn studie leraar Nederlands aan een middelbare school. Hij promoveerde in 1975 in Nijmegen met het proefschrift ‘Oorzaak en Handelende Persoon: De Beschrijving van Passieve Zinnen in de Nederlandse Grammatica’. Vanaf 1969 was hij verbonden aan Universiteit Utrecht, eerst als universitair (hoofd)docent bij Nederlandse Taal- en Letterkunde, vervolgens als hoogleraar Maatschappelijke aspecten van de letterendisciplines (1989-1995) en tenslotte (1995-2004) hoogleraar Linguïstiek, in het bijzonder met betrekking tot de rol van de taal in de humaniora.
In de jaren ’80 ontwikkelde Pollmann zijn ideeën voor vernieuwing van het Letterenonderwijs. Het was een tijd van economische crisis, grote werkloosheid, ook onder afgestudeerde studenten in talen, cultuur, geschiedenis. Universiteiten moesten bezuinigen, er kwam een nieuw stelsel voor hoger onderwijs (vierjarig doctoraal). In Utrecht stond de variatie van de Letterenfaculteit, met veel ‘kleine’ opleidingen onder druk. Thijs Pollmann voelde de urgentie en had ideeën over academisch onderwijs in de Letteren. Zijn visie kan worden samengevat in drie principes. Ten eerste: studenten kunnen heel goed kiezen, bied ze een programma waarin ze breed beginnen en gespecialiseerd afstuderen. Ten tweede: werk buiten de wetenschap of het onderwijs is een legitiem vervolg op een academische studie, maak ruimte (stage en reflectie) voor oriëntatie op deze beroepsperspectieven. Tenslotte: de humaniora zijn verbonden door hun denken over taal, zorg dat studenten in de letteren (later geesteswetenschappen) zich in elk geval één keer verdiepen in een onbekende taal, of een onbekend aspect van een taal. Met deze ideeën nam hij de onderwijstaak van de Letterenfaculteit volstrekt serieus.
Vier jaren werkte Thijs Pollmann – ondanks veel weerstand en zelfs persoonlijke aanvallen – aan de ontwikkeling van een onderwijsconcept dat in 1985 gestalte kreeg in de vierjarige doctoraalopleiding Algemene Letteren (AL). In deze brede letterenopleiding maakten alle studenten kennis met een taal, deden alle studenten een stage, studeerden alle studenten in het buitenland en – een unieke innovatie – kozen alle studenten na een brede oriëntatie zelf hun afstudeerspecialisatie. In die specialisatie volgden zij onderwijs samen met studenten die hun letterenopleiding disciplinair begonnen waren.
Algemene Letteren
Bij het realiseren van deze droom zocht en vond Thijs Pollmann bondgenoten en geestverwanten op veel plekken. Collega’s bij grote en kleine talen, die toestroom van studenten uit AL goed konden gebruiken, collega’s die nieuwe vakgebieden zoals amerikanistiek, vrouwenstudies en kunst- en cultuurbeleid een kans wilden geven, facultaire en universitaire bestuurders en collega’s die bij FSW “Algemene Sociale Wetenschappen” in het leven riepen. Voor een dergelijke brede opleiding waren studieadviseurs, roostermakers, stagebureau en het onderwijs- en examensecretariaat onmisbare ‘sparring partners’. Ook daar vond Pollmann trouwe bondgenoten.
Vanaf het moment dat Algemene Letteren startte kwamen daar de studenten bij. De belangstelling groeide snel, in 1990 waren er meer dan 400 eerstejaars. Elke afgestudeerde AL-er illustreerde op een eigen manier dat de visie van Thijs Pollmann klopte.
Sleutelwoorden in zijn succes: mild, creatief, ruimhartig, geduldig en nooit ijdel. Hij bracht mensen bij elkaar die van hem leerden dat je met vertrouwen in de student verder komt dan met argwaan, dat de ambtelijke, administratieve en financiële organisatie van een faculteit een keiharde voorwaarde voor onderwijsvernieuwing is. Thijs Pollmann vond dat AL vlak bij het onderwijssecretariaat en studiepunt gehuisvest moest worden en nam daarom op Drift 8 zelf genoegen met een kamer zonder uitzicht. Hij vond dat studieadviseurs cruciaal waren voor het voorwaarde-scheppend werken van AL, zij dachten altijd mee over beleid. Voor alles bracht hij een mild en licht ironisch geduld, de stellige overtuiging dat studenten de beste reclame zijn voor elke opleiding en dat de universiteit docenten tegen zichzelf moest beschermen. Citaat uit die jaren: ‘het vermogen van docenten om zichzelf werk te bezorgen is onbeperkt’ – dit sloeg bij hem nooit om in ‘eigen schuld dikke bult’, hij vertaalde het naar zorgvuldig en creatief meedenken over beperking van werklast.
Doorwerking
Dat Thijs Pollmanns ideeën visionair waren bleek in de jaren nadat hij terugtrad en het stokje begon over te geven. Deze fase viel samen met de introductie van de bachelor-masterstructuur: doctoraalopleidingen moesten worden gesplitst in een driejarige bachelor en een één- of tweejarige master. Voor Pollmann was duidelijk: Algemene Letteren moest een bacheloropleiding worden en de gespecialiseerde afstudeerrichtingen die AL in het leven had geroepen zouden onder de hoede van de vakgroepen bij de verschillende departementen verder moeten gaan als masteropleidingen. De faculteit was dankzij Pollmanns visie dus goed voorbereid op de bachelor-masterstructuur. Toen Letteren met Filosofie en Theologie en de faculteit Geesteswetenschappen vormde, was er al onderwijs dat de drie domeinen verbond.
De bachelor Taal- en cultuurstudies is de directe erfgenaam van Algemene Letteren, de opleiding werkt langs de lijnen die Pollmann voor zich zag. De opleiding is ondergebracht in het departement Filosofie en Religiewetenschappen, en brengt nog steeds al het GW-onderwijs bij elkaar.
Ook elders leven de idealen van Pollmann voort. Stage of studie in het buitenland zijn inmiddels gemeengoed in geesteswetenschappelijke masteropleidingen. Keuzevrijheid, ruimte om te studeren voorbij de grenzen van disciplines, informatievoorziening en roostering die studenten in staat stelt ook thematisch te kiezen, tutoraat en portfolio vonden hun weg naar het Utrechtse Onderwijsmodel, naar de bachelor Liberal Arts and Sciences (Pollmann was voorzitter van de commissie die deze opleiding voorbereidde) en de university colleges. Maatschappelijk oriëntatie werd opgenomen in het gedeelte over onderwijs van het universitaire strategisch plan van de UU.
Zonder Thijs Pollmann zouden veel studenten hun weg naar een doctoraal, bachelor of masterdiploma in één van de humaniora en of naar ALIAS, zijn ‘favoriete studievereniging’, nooit gevonden hebben. Voor deze alumni bedacht hij thematisch oriënterende cursussen (taallerend kind, toren van babel, utopie, diplomatie, authenticiteit), de talenverplichting binnen AL en TCS, en de cursus Kennis Letteren Maatschappij waarbij hij het glasheldere handboek ‘De letteren als wetenschappen’ schreef. Dit was het onderwijs waar Thijs Pollmann voor leefde en werkte en waarvoor zijn collega’s, studenten, alumni en staf zich hem duurzaam en dankbaar zullen herinneren.
Na zijn emeritaat werkte Pollmann aan ‘Jozef en zijn broers’, een indrukwekkende vertaling van Thomas Manns ‘Joseph und seine Brüder’. Thijs Pollmann overleed in Amsterdam, ‘omringd door wie hem lief waren’ zoals zijn vrouw en kinderen het omschreven.
Berteke Waaldijk
Waaldijk volgde Thijs Pollmann in 2004 op als hoogleraar Taal- en cultuurstudies.
Op de website van het tijdschrift Neerlandistiek verscheen een in memorian door collega Carel Jansen, waarin hij ingaat op de betekenis van Pollmann als taalkundedocent en zijn rol als initiatiefnemer voor Algemene Letteren.