In memoriam dr. Aat Barendregt

Onze oud-collega Aat Barendregt is op 4 september overleden. Aat heeft van 1984 tot aan zijn pensioen in 2017 gewerkt bij de Environmental Sciences groep. Daar heeft hij zich ruim 33 jaar met veel energie en toewijding ingezet voor de wetenschap en het academische onderwijs. Dat heeft hij gedaan bij wat begon als de interfacultaire werkgroep Milieukunde en is uitgegroeid tot het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, waar hij ook na zijn pensioen tot op heden gastmedewerker was.

We kennen Aat als een bevlogen ecoloog, die gemakkelijk schakelde tussen zeer diverse ecosystemen. De vegetatie van het Zwanenwater bij Callantsoog was zijn belangrijkste onderwerp tijdens zijn doctoraal studie (1981, cum laude, Universiteit Utrecht). Later, als gastonderzoeker bij Botanische Ecologie onderzocht hij de kustheide van Portugal gevolgd door een totaal overzicht van de West Europese heidevegetatie. Ook als universitair docent bleef hij in het Zwanenwater meer dan 30 jaar permanente kwadraten opnemen en bij Boeschoten op de Veluwe liep hij meer dan 40 jaar zijn jaarlijkse zweefvliegenroute met zijn netje. Als Aat ergens aan begon hield hij vol. Over de zweefvliegen van Boeschoten schreef hij recent nog een belangwekkende publicatie in Insect Conservation and Diversity getiteld: Forest hoverfly community collapse: Abundance and species richness drop over four decades (2022). Zweefvliegen waren zijn specialiteit; de zweefvliegentabel van Barendregt (1978), uitgegeven door de Jeugdbondsuitgeverij (JBU) is een begrip.  

Bij Milieukunde begon hij in 1984 met ecologisch modelleren van water- en moerasplanten, waarvoor hij de laagvenen van de Vechtstreek indook en later in de ongerepte moerassen, venen en rivieren van de Biebrza en de Narew in Polen. Het leidde tot veel publicaties met mooie landschapsecologische en eco-hydrologische analyses door gebruik te maken van successiereeksen en historische reeksen van waterkwaliteit, polderpeilen en planten en dieren. Zo’n 20 jaar geleden kwam er nog een nieuwe liefde bij: de zoetwatergetijdegebieden in de Biesbosch, Elbe en Chesapeake Bay met een paar mooie publicaties en een indrukwekkend standaardboek Tidal Freshwater Wetlands (2009) als resultaat. 

Aat heeft naam gemaakt met zijn veel gebruikte ICHORS-modellen. Hij was daar samen met Jacques de Smidt de bedenker van. ICHORS staat voor Invloed van Chemische en Hydrologische Omgevingsfactoren op de Respons van Soorten. Een opdracht van de provincie Noord-Holland was de aanleiding voor de ontwikkeling van deze modellen. Er zouden er nog veel volgen en ICHORS nam een hoge vlucht onder zijn leiding. Voor deze modellen werden watermonsters en vegetatieopnames genomen op honderden plekken in Noord-Holland en later ook in Utrecht, Flevoland, Zuid-Holland en Groningen. Het verband tussen soorten en milieu, met nadruk op waterkwaliteit, modelleerde hij met logistische regressie. Dit was destijds vernieuwend in de ecologie en vooral de enorme datasets die aan deze modellen ten grondslag lagen maakten indruk. Deze op metingen gebaseerde modellen gaven provincies inzicht in hoe het nu werkelijk zat met de achteruitgang van plantensoorten in het landelijk gebied. De modeluitkomsten hadden een overtuigingskracht waarmee provincies beleid konden maken voor een beter waterbeheer, drinkwaterwinningen konden sluiten, landgebruik beter konden plannen en boeren aanzetten tot beperking van de bemesting.

We kennen Aat ook als een inspirerende docent die veel verschillend onderwijs heeft gegeven en veel aan onderwijsmanagement en -ontwikkeling heeft bijgedragen. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van het curriculum van de Vrije Studierichting Milieukunde, later de bachelor Milieunatuurwetenschappen en de ontwikkeling van de master Natural Resource Management. Hij was onder andere voorzitter van de curriculumcommissie van die opleidingen en van de opleidingscommissie Milieuwetenschappen. Verder was hij coördinator van de Bachelor Milieunatuurwetenschappen, het Honours Programma van het departement en de visitatie van het Bachelor onderwijs in 2012. Ook was hij laboratorium-coördinator en beheerde hij de veldwerkapparatuur. In totaal heeft hij voor zo’n achttien universitaire cursussen de eindverantwoordelijkheid gedragen. Een greep daaruit: ‘Practical Natural Resource Management', ‘Interdisciplinary Project Evaluation’, ‘Milieukundig Advies Project’, ‘Duurzame ontwikkeling’, ‘Landscape Ecology and Nature Conservation’, ‘Processen in Milieucompartimenten’ met het jaarlijkse veldwerk in Tiengemeten, ‘Onderzoeksvaardigheden 2’, en ‘Milieu, gedrag en communicatie’. Daarnaast ontwikkelde hij de Summer Course Aqua samen met Rob Klaassen, Margien Bootsma en AEGEE, die van 1993 tot 2004 iedere zomer door een grote groep buitenlandse studenten werd gevolgd. Hij begeleidde naar schatting zo’n 50 bachelor-studenten en 30 master-studenten bij hun thesis.

Het liefst van alles nam hij studenten en jonge medewerkers mee het veld in om ze het landschap te leren lezen en ze te laten zien welke soorten kenmerkend zijn voor een bepaald habitat en welke milieufactoren daarbij bepalend zijn. Naast een expert in planten, vegetatie en zweefvliegen was hij bovenal een holist. Een wetenschapper die zich nooit uitsluitend heeft vernauwd tot de reductionistische expert, maar die steeds het avontuur opzocht van de samenhang, de relaties tussen soorten onderling en de relaties tussen soorten en hun omgeving. En dan natuurlijk inclusief de mens.

Voor de groep was hij die fijne en kleurrijke collega, de teamspeler, kritisch maar altijd opbouwend, loyaal aan zijn werk en trouw aan de mensen met wie hij werkte. Wars van gewichtigdoenerij en ongevoelig voor hiërarchie. Relativerend en nuchter, maar strijdbaar als het op natuur en milieu aankwam. We zullen Aat missen, maar hem blijvend herinneren.

Ellen Moors
Martin Wassen

namens de medewerkers van het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling