"Ik wil het de onderzoeker zo gemakkelijk mogelijk maken"

Interview met Jan de Boer

Van 24 tot en met 30 oktober is het International Open Access Week, een week waarin op internationaal niveau extra aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingen rond open access. Een goede gelegenheid om Jan de Boer een aantal vragen te stellen. Jan is lid van het Publishing Support team van de Universiteitsbibliotheek Utrecht en in die rol fungeert hij onder andere als vraagbaak voor alle vragen rondom open access en open science. Ook is hij werkzaam als vakspecialist voor de faculteit Sociale Wetenschappen.

Foto van open access deskundige Jan de Boer
Jan de Boer, open access-deskundige, in de Universiteitsbibliotheek Utrecht Science Park; PhotoA Annemiek van der Kuil Photography

Je mag jezelf zo onderhand beschouwen als deskundige op het gebied van open access en open science. Hoe is dat zo gekomen?

Dit onderwerp is een beetje op mijn pad gekomen, maar het heeft altijd al mijn interesse gehad. Ongeveer 15 jaar geleden, waren er al collega’s die zeiden: ‘dat open access publiceren, daar moet jij eens iets mee gaan doen.’ Nu ben ik zo’n 6 jaar de open access-deskundige.

In de bibliotheek hebben we afgesproken dat we het werk verdelen in groepen met experts, dus bijvoorbeeld op het gebied van datamanagement, auteursrechten, open access en open science. Als deskundige op het gebied van open access en open science ben ik een aanspreekpunt voor collega’s binnen de bibliotheek, maar heb ik ook buiten de bibliotheek veel contact met onderzoekers over alles wat met open access te maken heeft.

In je rol van deskundige, kun je globaal schetsen welke ontwikkelingen je pakweg de laatste vijf jaar hebt gezien en welke een blijvende impact hebben?

Ten eerste zijn de mogelijkheden voor onderzoekers om open access te publiceren groter geworden: we sluiten overeenkomsten af met uitgevers, we hebben Taverne ingevoerd en we werken met een groot team binnen de bibliotheek aan het mogelijk maken van open access. En daarbij denk ik niet alleen aan de collega’s van Publishing Support, maar aan iedereen binnen de bibliotheek die iets met open access te maken heeft, van de mensen die het repository onderhouden tot de mensen die op beleidsniveau beslissingen nemen.

Wat betekent het Amendement Taverne?

Op grond van artikel 25fa van de Auteurswet mogen onderzoekers de uitgeversversie van hun wetenschappelijke artikelen open access beschikbaar maken na verloop van een redelijke termijn na de eerste publicatie. Wil je meer weten? De bibliotheek kan je hiermee helpen.

Maar naast die ruimere mogelijkheden voor onderzoekers, worden er ook meer eisen aan ze gesteld. En op het moment dat je eisen gaat stellen, kijk bijvoorbeeld naar NWO dat eist dat onderzoekers open access publiceren, vind ik dat je ook ondersteuning moet bieden. Stel dat het een onderzoeker niet lukt om open access te publiceren, dan bieden we altijd Taverne nog als achtervang. Er is altijd een route naar open access publiceren. Je kunt geen eisen stellen en vervolgens zeggen: zoek het maar uit.

Tot een aantal jaren geleden was open access een geïsoleerd onderwerp waar de bibliotheek zich heel erg mee bezighield. Een van de ontwikkelingen die ik heb gezien, is het Open Science programma, waarvan open access een onderdeel is. En binnen dat programma is een belangrijk aandachtspunt dat je het publicatiesysteem eigenlijk alleen kunt veranderen als je het erkennen en waarderen van onderzoekers ook onder de loep neemt. Wordt een onderzoeker beoordeeld op de impactfactor van het tijdschrift waarin hij of zij publiceert, of wordt een onderzoeker afgerekend op de kwaliteit van het artikel en hoe open het onderzoek is? Dat is een belangrijke ontwikkeling, want dat helpt onderzoekers met het kunnen kiezen voor open access.

Er is altijd een route naar open access publiceren.

Jan de Boer

Heb jij het idee dat we onderzoekers voldoende ondersteuning bieden vanuit de bibliotheek?

Ik denk dat we ze genoeg ondersteuning kunnen bieden, de vraag is alleen of dat zichtbaar genoeg is. Weten onderzoekers dat ze met vragen over ondersteuning bij ons terecht kunnen? Dat in de bibliotheek de mensen zitten die het meest van het onderwerp afweten, is iets wat we tussen de oren van de onderzoekers moeten krijgen. Daar spelen de vakspecialisten van de bibliotheek een grote rol in. Zij gaan de faculteiten in om presentaties te geven, of proberen om informatie in nieuwsbrieven te krijgen zodat de mensen weten dat ze met vragen bij de bibliotheek terecht kunnen.

In mijn werk doe ik twee dingen: aan de ene kant ben ik op beleidsniveau bezig, ik adviseer de bibliotheek of faculteiten over open access en wat zij kunnen doen om dat verder te brengen. Daarnaast ben ik ook heel veel bezig met het beantwoorden van vragen. Een altijd terugkerende vraag is: wat moet ik betalen om open access te kunnen publiceren? En niet zozeer wát moet ik betalen, maar moet ik betalen? Welke regelingen zijn er?

Voor onderzoekers hebben we de UU journal browser bedacht, een handig hulpmiddel waar ik zelf ook gebruik van maak, want ik heb ook niet alle informatie voor elk tijdschrift paraat. In de UU Journal Browser kun je zien in welke tijdschriften je als auteur van de Universiteit Utrecht gratis of met korting open access kunt publiceren. Helaas zijn de open access mogelijkheden voor boeken minder groot.

Welke geluiden hoor jij van onderzoekers over open access en open science? Goedkeuring? Weerstand? Zorgen?

Duidelijk is wel dat er altijd kosten gepaard gaan met publiceren. De belangrijkste weerstand heeft dan ook met geld te maken. In open access gaan we van ‘een lezer betaalt’ naar ‘een auteur betaalt’. Het probleem is dat je nog steeds een drempel hebt tot de publicatie en die verleg je van de lezer naar de auteur. Daar moet je de auteur bewust van maken. Maar aan de andere kant wil ik het de onderzoeker ook zo gemakkelijk mogelijk maken. Ik wil graag dat ze zich helemaal niet druk hoeven te maken om de kosten. Dat vind ik een lastige spagaat.

Hoe bewaar je dan het evenwicht?

Eigenlijk doen we dat nog niet zo goed in Utrecht. Wat we nu vooral doen in Utrecht is allerlei dingen regelen, maar dat doen we bij de ene uitgever wel en bij de andere niet. We sluiten overeenkomsten af met grote uitgevers zoals Wiley, Elsevier en Springer waar je, tot op zekere hoogte, gratis open access kunt publiceren. Maar er zijn natuurlijk ook kleinere uitgevers waar we dat soort afspraken niet mee hebben. En op die manier creëren we een ongelijk speelveld. Dat is eigenlijk heel onwenselijk en daar moeten we iets aan doen. Het Open Access Fonds draagt weliswaar de kosten van publiceren in volledig open access tijdschriften, maar dat is organisatorisch wat lastiger. Dan is publiceren bij Elsevier soms gemakkelijker. Bij dit soort kwesties komt het open access beleid om de hoek kijken.

Een altijd terugkerende vraag is: wat moet ik betalen om open access te kunnen publiceren?

Jan de Boer

Als jij het voor het zeggen had, hoe zou jouw ideale publicatiewereld eruit zien?

De term diamond open access is nog niet gevallen. We hadden het er eerder over dat de drempel wordt verlegd van lezer naar auteur, maar uiteindelijk wil je dat er helemaal geen drempels meer zijn binnen wetenschappelijk publiceren, anders dan kwaliteit. Dat betekent dat je richting een diamond model gaat waarbij de kosten niet worden gedragen door de lezer of auteur maar door de community als geheel. Onderzoeksinstellingen en bibliotheken kunnen lid of donateur worden van een platform waarop tijdschriften publiceren. Publiceren kost geld, hoe je het ook wendt of keert, maar als je niet wilt dat dat die kosten belemmerend werken op toegang, dan moet je dat op het niveau van community’s oplossen.

Ook zou je je eens moeten gaan afvragen wat een tijdschrift nu eigenlijk is. Wat is een artikel? Waarom publiceren we op de manier waarop we nu publiceren, via tijdschriftredacties en in tijdschriftafleveringen, waarbij het soms maanden duurt voordat een artikel in een aflevering beschikbaar is?

Kijk naar de preprints, de voorlopige publicaties. Je hebt preprintservers waar je je paper al direct kunt plaatsen. Je deelt eerst en je organiseert de peer review daarna, ofwel door je stuk in te dienen bij een tijdschrift ofwel door peer review op dat platform te organiseren. Het delen van je publicatie haal je op die manier in de tijd naar voren.

Uiteindelijk komt publiceren hierop neer: je organiseert feedback op een stuk en op basis van die feedback wordt het al dan niet gepubliceerd met een stempel erop, met goedkeuring. Dat hoeft dus niet per se in een tijdschrift met een bepaald kwaliteitstempel te zijn. En als we die feedback ook open maken, open delen, dan is het hele proces van indienen tot eindresultaat helemaal transparant, en kan ook iedereen voor zichzelf bepalen wat goed is en wat niet.