Het groene model

Mondiale klimaatscenario’s

Terwijl bij zijn andere werkgever as we speak het klimaatakkoord wordt doorgerekend, geeft hoogleraar Detlef van Vuuren ons een kijkje achter de schermen van het onderzoek rond mondiale klimaatscenario’s. Hoe draagt wetenschappelijk onderzoek bij aan zulk ingrijpend en ingewikkeld beleid?

Detlef van Vuuren
Detlef van Vuuren. Foto: Ed van Rijswijk

Wat vind je van de klimaatwet?
Ik denk dat die heel belangrijk kan zijn. De opgave waar we voor staan is een hele indrukwekkende: we moeten het hele energiesysteem opnieuw inrichten. Dat betekent een forse inspanning gedurende lange tijd. Het heeft dan weinig zin om vier jaar lang de ene kant op te sturen en dan weer bij het volgende kabinet vier jaar lang iets anders te gaan doen. Ik geloof ook sterk in de signaalwerking. Je ziet dat ook bij het Parijs-akkoord. De afspraken zijn op wereldniveau en eigenlijk heel abstract en weinig bindend, maar er is een signaal uitgegaan naar de samenleving: we nemen dit serieus, we zijn van plan op lange termijn een bepaalde richting op te bewegen. Je ziet dat dat effect heeft. Financiële instellingen bijvoorbeeld begonnen zich af te vragen of investeringen in olie- of kolenbedrijven nog wel verstandig zijn.

Wat was de rol van het onderzoek bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en de Universiteit Utrecht in het Parijsakkoord?
Ons werk is om met modellen verkenningen te maken over welke soort maatregelen consistent zijn met bepaalde ambities over klimaatverandering. In wezen maken we een soort landkaarten. Stel dat je ergens heen wil, dan proberen wij te laten zien hoe het landschap er dan uitziet, welke routes er beschikbaar zijn, en wat je op die routes ongeveer gaat tegenkomen.

We moeten het hele energiesysteem opnieuw inrichten

Hoogleraar 'Integrated Assessment of Global Environmental Change'

Dus stel dat je relatief weinig aan klimaatbeleid doet, hoe zouden de ontwikkelingen dan kunnen zijn? Qua bevolking, emissies, landgebruik, de relaties daartussen, de relaties tussen de verschillende delen van de wereld, en afhankelijk ook van aannames, welke kant die wereld op zou kunnen gaan. Maar we kijken ook andersom: stel je voor dat je bepaalde doelen wil halen, wat zouden daarvoor aantrekkelijke strategieën kunnen zijn?

We weten dat echt voorspellen niet kan. Zeker niet over een periode van dertig of zeventig jaar, want zover rekenen we altijd door. Zelfs over een periode van vijf jaar komen we regelmatig enorme verrassingen tegen. Maar dat betekent niet dat het verstandig is om zomaar wat te doen. We hebben wel degelijk bepaalde kennis en proberen met die kennis zoveel mogelijk verstandige keuzes te maken.

Tien jaar geleden waren de projecties voornamelijk gericht op het beperken van de opwarming tot 2,5 graden, maar beleidsmakers begonnen steeds meer het 2-gradendoel te benadrukken. Met het team waar ik leiding aan geef bij het PBL waren we in 2007 de allereersten die keken naar gedetailleerde scenario’s hoe dit doel te bereiken. En daarna heeft de IPCC [Intergovernmental Panel on Climate Change, red.] gezegd: dit is het standaardscenario voor het 2-gradendoel.

Zo hebben we via het IPCC meegeholpen om dat Parijs-akkoord tot stand te laten komen. De belangrijkste manier om klimaatonderhandelingen te helpen ondersteunen als wetenschapper is via het IPCC. Het IPCC is een heel goed medium, een poging om met wetenschappers en beleidsmakers samen vast te stellen wat we weten en waar we nog lacunes in kennis hebben.

Wat zijn de verschillende rollen van het planbureau en de universiteit?

Het PBL is eigenaar van het model en heeft taken in de toepassing van het model. Een deel van de ontwikkeling van het model gebeurt bij de universiteit. De samenwerking is voor de medewerkers heel aantrekkelijk, we hebben nu een stuk of vijf jonge mensen die bij het planbureau werkten die hier gepromoveerd zijn. Veelal werken promovendi of onderzoekers aan een deel van het model. Zo heeft bijvoorbeeld recent een promovenda, Oreane Edelenbosch, vooral naar het transportmodel gekeken.

Zij heeft onder andere gekeken naar alternatieven voor vliegverkeer.

Zij keek vooral naar autotransport, maar ja, vliegen is een van de grootste uitdagingen nu. Voorlopig zien we nog niet voor ons hoe CO2-neutraal vliegen eruit zou kunnen zien, terwijl het tegelijkertijd wel een sector is die heel hard aan het groeien is, qua CO2-emissies. Dus dat betekent óf biobrandstof — met de uitdaging hoe je dat kan doen op een manier die ook duurzaam is vanuit een ander perspectief of een nieuwe technologie zoals misschien meer elektrisch — óf efficiënter en minder vliegen.

Maar dat laatste lijkt onbespreekbaar.

KLM zelf zegt: als wij stoppen met groeien gaat die groei ergens anders heen. Ja. Dus dat zou je vanuit een veel groter kader moeten doen. Vliegverkeer is op z’n minst regionaal, maar de wetgeving zorgt ervoor dat het mondiaal is. Een retourtje New York is een ton CO2 en dat komt redelijk overeen met de maximale uitstoot per persoon per jaar in 2050 in scenario’s die consistent zijn met het Parijs-doel. Met één keer naar New York vliegen ben je dus door je jaarbudget heen, terwijl je misschien nog andere emissies hebt, autorijden, vlees eten. In het model proberen wij opties die wij nu op dit moment reëel achten te vergelijken, en we kunnen ook kijken naar gedragsverandering.

Ik laat mijn mening over de noodzaak van klimaatbeleid zo min mogelijk een rol spelen

Detlef van Vuuren

Maken jullie daarvoor ook gebruik van sociaalwetenschappers?

Ja, daar zijn we net mee begonnen. Promovenda Nicole van den Berg [zie uitklaptekst, red.] gaat kijken naar levensstijl. Bij het project waarin zij werkt hebben we andere onderzoekers gehaald die veel meer vanuit sociaalwetenschappelijk perspectief kijken. Tot nu toe hebben we rond levensstijl vooral laten zien dát het uitmaakt. Maar nu zouden we graag met meer sociaalwetenschappers willen kijken hoe je dat zou kunnen implementeren, in welk tempo, welke differentiaties je zou moeten aanbrengen tussen rijkere en armere landen. Ik hoop met Nicole de komende jaren onze resultaten zo te vertalen dat je gebruikers verschillende handelingsperspectieven kunt geven: hoe groot is de emissieruimte, hoe past vliegen daarin, hoeveel helpt het als je je elektriciteitsconsumptie thuis omlaag brengt?

Detlef van Vuuren
Foto: Ed van Rijswijk

Wat zijn jullie plannen verder met het IMAGE-model?

We gaan veel meer kijken naar de samenhang tussen klimaatbeleid en andere duurzaamheidsdoelen, zoals de Sustainable Development Goals. Daarin hebben landen elkaar beloofd dat in 2030 iedereen toegang heeft tot moderne energie én dat de honger de wereld uit is én dat we de natuur gaan beschermen én dat we klimaatverandering aan gaan pakken. Hoe moet dat? Hoe ga je dan die beperkte CO2-ruimte en beperkte landruimte inzetten op een manier die past? Dus we willen kijken hoe je modellen kunt gebruiken om dat soort discussies te ondersteunen.

Hoe zie jij de rol van de universiteit en de onderzoeker in dit proces, is dat alleen feiten aanleveren of gaat dat verder?

Het kan verder gaan. Je moet wel transparant blijven, dat is het belangrijkste. Als wetenschapper ben je onderdeel van de maatschappij, maar als je een geloofwaardige gesprekspartner wil blijven moet men je ook kunnen zien als een neutrale partner. In colleges probeer ik het met studenten te hebben over de verschillende rollen die we hebben, als aandrager van feiten en als actief lid van de maatschappij. Op onderwerpen waar onzekerheid en waardegeladenheid heel duidelijk zijn, moet je eigenlijk of van tevoren aangeven: ik kom met een bepaald waardepatroon binnen en ik redeneer vanuit dat waardepatroon, of je moet proberen echt alle vormen van waarden achter je te laten. Maar dat is natuurlijk best moeilijk.

Vaak is het probleem dat de wetenschap zo complex is dat het heel moeilijk uit te leggen is, en heel makkelijk voor sceptici om te zeggen: “mijn mening is anders en mijn mening is net zo goed als die van mijnheer Van Vuuren.”

Ja. Dat betekent dat ik mijn mening over de noodzaak van klimaatbeleid (waar ik op zich natuurlijk voor ben) zo min mogelijk een rol laat spelen. Anders verlies ik mijn geloofwaardigheid als gesprekspartner voor iemand die daar sceptischer tegenover staat. Dat betekent dat ik me voortdurend probeer af te vragen: waar breng ik mijn waardepatronen in, en hoe kan ik dat vermijden? Ik zit heel erg op het mantra van de IPCC: wees beleidsrelevant maar niet beleidsvoorschrijvend. Voor iedere wetenschapper geldt dat je voorzichtig moet zijn met het vermengen van rollen als ‘voorstander van een bepaald idee’ en als ‘kennismakelaar’. Maar dat geldt voor mij, omdat ik ook bij het planbureau werk, nog veel sterker.

Prof. dr. Detlef van Vuuren studeerde scheikunde en milieukunde aan de Universiteit Utrecht en bestuurskunde aan de Universiteit Leiden. Hij promoveerde in Utrecht op langetermijnscenario’s voor klimaatbeleid. Nu werkt hij bij het Planbureau voor de Leefomgeving en bij de Universiteit Utrecht aan het IMAGEmodel, waarmee hij scenario’s en projecties voor beleidsmakers maakt op het gebied van klimaatverandering. Van Vuuren is getrouwd met prof. dr. Petra de Jongh, hoogleraar scheikunde aan de Universiteit Utrecht, en heeft twee dochters.