"Gezonde dieren op een gezonde planeet zijn niet mogelijk in de huidige wereldwijde veehouderij"
Wat hebben ‘planetary health’ en diergeneeskunde met elkaar te maken? Alles, betoogde hoogleraar Gezondheid van Landbouwhuisdieren Arjan Stegeman recent tijdens het jaarcongres van de Caring Vets. “De toekomst van de veehouderij ligt in handen van mensen die zowel het dier als de planeet serieus nemen.”

Stegeman hield de presentatie in het oude Anatomiegebouw in Utrecht. De plek waar diergeneeskunde werd onderwezen totdat de faculteit naar het Utrecht Science Park verhuisde in 1984. Sindsdien is veel veranderd. Zo is nog veel meer dan voorheen duidelijk geworden dat de gezondheid van mensen, dieren en de omgeving samenhangen. Volgens Stegeman ligt onze focus echter nog vaak teveel op de mens. “Het dier wordt vooral bekeken als een risico op vier poten of met twee vleugels… voor de mens.”
We zijn de planeet en de dieren uit het oog verloren, ook als dierenartsen
Willen we grote problemen zoals de opkomst van zoönotische infectieziekten aanpakken, dan moeten we de drijvende krachten erachter kennen en adresseren, aldus Stegeman. “Dan moeten we van onehealth naar planetary health”.

30 miljard kippen
Een van de drijvende krachten is volgens Stegeman de enorme toename van het aantal gehouden dieren op de planeet. Dat is een trend die volgens cijfers van de Rabobank onverminderd doorzet. Sinds 1961 is het aantal kippen wereldwijd gegroeid van zo’n 5 naar zo’n 30 miljard. Het aantal varkens steeg van 400 miljoen naar ruim 900 miljoen, en runderen van 900 miljoen naar zo’n 1,6 miljard. Het leidt ertoe dat van de totale biomassa van alle vogels op aarde samen, nu 70 procent pluimvee is. Voor de zoogdieren geldt de verdeling: 60 procent vee en 36 procent mensen. Alle in het wild levende zoogdieren zijn goed voor slechts 4 procent van de biomassa.
Dat in de veehouderij veel dieren dicht op elkaar leven is een van de aanjagers van de opkomst van (zoönotische) infectieziekten. Andere factoren zijn veranderend landgebruik, klimaatverandering en het grote aantal verplaatsingen van vee en mensen. Stegeman gaf een dozijn voorbeelden van infectieziekten die hierdoor voor grote problemen zorgen. Het gaat niet alleen om bekende infectieziekten zoals corona, maar ook om minder bekende, zoals bijvoorbeeld de Afrikaanse varkenspest.
Desastreus
Afrikaanse varkenspest is een infectie van het wrattenzwijn die verspreid wordt door teken. Dat is al eeuwenlang doorgegaan zonder grote problemen. Tot gedomesticeerde varkens werden geïntroduceerd. Die bleken ook gevoelig voor de teken. Sterker nog, ze werden er dodelijk ziek van en ze konden elkaar aansteken. In 2007 werd het virus vermoedelijk via voedselafval per boot uit Zuidelijk Afrika geïntroduceerd in Georgië. Daar is het toen in Europese wilde varkens terecht gekomen, waarbij het virus zich dus weer aan een nieuwe diersoort aanpaste.

In 2018 was een eerste uitbraak in China. Stegeman: “Je ziet dan een fikse dip in de grafiek met de toename van varkens op aarde. Om maar even aan te geven hoe desastreus zoiets is. Het ging om vele miljoenen dieren.”
Een andere opkomende infectieziekte is momenteel vaker in het nieuws: hoogpathogene vogelgriep. Vroeger werd dit bij wilde vogels vrijwel nooit gevonden. Er was tot 2002 maar één uitbraak gerapporteerd, aldus Stegeman. Dat was in 1961 bij grote sterns in Zuid-Afrika. In 1996 ontstond in pluimvee in China echter een nieuwe variant: de H5N1-variant. Die kon zich verspreiden in de razendsnel groeiende pluimveesector en werd niet goed bestreden, waardoor het virus niet uitdoofde. Het virus werd endemisch en paste zich aan, bijvoorbeeld aan eenden. Vanaf 2003 volgde verspreiding naar andere landen in Azië en naar Afrika. Nu is het virus door trekvogels wereldwijd verspreid en weet het zich ook aan te passen aan zoogdieren.
Niemand had het zien aankomen, maar eind 2023 ontstond in de VS zelfs een variant in melkvee. Het virus blijkt zich goed te vermenigvuldigen in het uierepitheel. Melken zorgt daardoor voor verspreiding binnen melkveebedrijven. De grote omvang van het transport van melkvee zorgt voor de overdracht tússen bedrijven. Stegeman: “Ik keek vandaag naar de meest recente cijfers en de VS is grens van de duizend besmette bedrijven gepasseerd. Vogelgriep is van een pluimveevirus een wereldwijde bedreiging geworden.”
Hand in eigen boezem
Om dit type bedreigingen in te dammen, doen we volgens Stegeman teveel aan symptoombestrijding. We werken aan biosecurity om insleep in stallen te voorkomen en ruimen bedrijven bij een uitbraak. Maar preventieve vaccinatie durven we niet snel in te zetten, de weg er naartoe is enorm lang. Laat staan dat we breder kijken en de dieperliggende oorzaken aanpakken.
Stegeman: “We moeten ook als wetenschap hand in eigen boezem steken. Eerst hebben we heel hard meegewerkt aan faciliteren van schaal- en productiviteitsvergroting. Efficiënte landbouw hebben we als Nederland met trots geëxporteerd. Maar we zijn de planeet en de dieren uit het oog verloren, ook als dierenartsen.” Bij preventie van infectieziekten lopen we er bijvoorbeeld tegenaan dat dit soms haaks staat op wat gewenst is voor dierenzijn. Denk aan een ophokplicht voor kippen. “Voor wetenschappers is het ook lastig dat de onderzoeksfinanciering vooral gericht is op infectieziekten die relevant zijn voor mensen. Het is veel lastiger onderzoek te doen naar veelvoorkomende bedrijfsgebonden aandoeningen bij dieren, zoals kreupelheden of luchtwegaandoeningen, die vanuit het oogpunt van dierenwelzijn veel belangrijker zijn.”
Hoe kun je dit als dierenarts veranderen? Van deze problemen op wereldschaal kun je makkelijk moedeloos worden, realiseert Stegeman zich. Nederland heeft weliswaar relatief veel vee, maar in absolute zin stelt het op wereldschaal niet veel voor. Hij pleit voor realisme. “De toename van de veehouderij in de wereld vindt plaats in de opkomende economieën, en vooral China. Als in een land de welvaart toeneemt, zie je heel vaak dat de vleesconsumptie ook toeneemt. Het is niet gemakkelijk dat mechanisme te doorbreken. Daarvoor zijn breed gewaardeerde alternatieven voor dierlijke producten en internationale invoering van het principe van true pricing misschien wel onontbeerlijk.”
Maar in de tussentijd stelt de situatie de dierenarts nú voor grote uitdagingen. Volgens Stegeman is het belangrijk dat dierenartsen zich realiseren in welk mondiaal krachtenveld ze opereren, dat ze in hun dagelijks werk goed grenzen leren stellen en dat ze deelnemen aan ethische en maatschappelijke discussies.
We kunnen dierenwelzijn steeds beter meetbaar maken
Veel dierenartsen, bijvoorbeeld de Caring Vets, pakken die handschoen op. De universiteiten van Wageningen en Utrecht ook steeds meer. Stegeman wijst ter illustratie op de beleidsbijdrage die wetenschappers waaronder hijzelf, Fleur Hoorweg en Bas Rodenburg leveren aan het traject om te komen tot een dierwaardige veehouderij. Hierbij zijn zes leidende principes van de Raad voor Dieraangelegenheden voor een dierwaardige veehouderij vertaalt naar concrete eisen voor het houden van diersoorten en stalsystemen. Uitgangspunt is dat een dier in staat moet zijn om zich aan te passen aan zijn omgeving om een toestand te bereiken die het dier zelf als positief ervaart. Stegeman: we kunnen dierenwelzijn steeds beter meetbaar maken, waarbij niet alleen naar gedrag gekeken wordt, maar soms ook naar geluiden of gezichtsexpressie. Het is heel belangrijk dat we dierenwelzijn integraal meenemen in de transitie naar een duurzame landbouw. En dat we kijken ook dat ook een plek krijgt in beleid.”
Voor varkens moet je dan bijvoorbeeld denken aan strooisel om in te liggen, (overdekte) uitloop, écht stoppen met het routinematig couperen van staarten, een hogere speenleeftijd van minimaal zes weken en zeugen en biggen in een vrijloopkraamhok. Stegeman: “Dat is goed voor welzijn, en voor de gezondheid van de dieren, zo blijkt uit onderzoek.”
Het gaat steeds om het balanceren tussen de belangen van dieren, mensen, de volksgezondheid en het milieu. De faculteit Diergeneeskunde wil studenten hier beter voor toerusten. Daarom is de masteropleiding aangepast, met meer ruimte is voor reflectie en verbreding. Ook is er een nieuwe bacheloropleiding Zorg Gezondheid en Samenleving van start gegaan, die studenten bij uitstek opleidt om vanuit heel verschillende perspectieven naar gezondheidsvraagstukken te kijken. In het onderzoek wordt ook meer over grenzen van disciplines heen samengewerkt, bijvoorbeeld binnen het strategisch thema Utrecht Life Sciences, of op terrein van eiwittransitie binnen het Future Food programma.

Stegeman concludeert: “Gezonde dieren op een gezonde planeet zijn niet mogelijk in de huidige wereldwijde veehouderij. We moeten naar duurzame voedselsystemen. De toekomst van de veehouderij ligt in handen van mensen die zowel het dier als de planeet serieus nemen. En dierenartsen hebben unieke kennis en kunde in te brengen. Het is ons als land eerder gelukt productiviteit in de veeteelt sterk te vergroten en deze kennis te exporteren. Laten we nu voorop gaan lopen met innovatie, die gestoeld is op een systeembenadering van diergezondheid en dierenwelzijn in samenhang met milieu en mens.”
Arjan Stegeman
Arjan Stegeman is hoogleraar Gezondheid van Landbouwhuisdieren aan Faculteit Diergeneeskunde, voorzitter van de Deskundigengroep Dierziekten van het Ministerie van LVVN, vice-voorzitter van het Deskundigenberaad/OMT zoönosen van het Ministerie van VWS en lid van het Scientific Committee for Animal Diseases van de World Organization for Animal Health.