Gelijke kansen kun je niet vroeg genoeg creëren

De omstandigheden waaronder je opgroeit - zelfs als je nog in de buik zit - hebben een enorme invloed op je gezondheid en welzijn in je verdere leven. Die omstandigheden zijn voor lang niet iedereen gelijk. "Het maakt nogal uit waar je wieg staat." De Utrechtse onderzoekers Joyce Browne, Gonneke Stevens, Manon Benders en Thomas van Huizen spreken met elkaar over de verantwoordelijkheid en mogelijkheden om die ongelijke kansen te bestrijden, in de praktische zorg en in het onderzoek. "We zijn er nog lang niet, maar het wordt wel beter."

De vier onderzoekers die we voor dit artikel spreken, werken vanuit verschillende disciplines en zijn verbonden aan de Universiteit Utrecht of UMC Utrecht. Zo is Thomas econoom en Gonneke interdisciplinaire sociale wetenschapper. En houdt Manon zich op heel specialistisch niveau bezig met het herstellen van beschadigd hersenweefsel bij baby’s. Terwijl Joyce juist heel internationaal bezig is met ‘Global Health’. Wat hen samenbrengt, is dat ze elk vanuit hun eigen vakgebied willen bijdragen aan meer gelijkwaardigheid in de zorg en de maatschappij. En dat ze daarvoor interdisciplinaire samenwerking zoeken. Ze werken niet direct samen maar kennen elkaars werk wel. En zijn enthousiast dat ze elkaar voor dit verhaal in het echt ontmoeten.
Het gesprek gaat over de cultuurverandering die je nu ziet in de zorg en wat die oplevert. De blik is de laatste jaren breder en integraler geworden, constateren ze. Onderzoekers met heel verschillende achtergronden werken met elkaar samen in onderzoeksprogramma’s zoals Child Health (UMC Utrecht) en Dynamics of Youth (UU). En daarin groeit de aandacht voor de omstandigheden waaronder kinderen opgroeien en de kansen(on)gelijkheid die dat met zich meebrengt. "Tien jaar geleden was dit in de zorg nog een zeldzaam gespreksonderwerp. En dat kansengelijkheid nu écht op de agenda staat, is iets van de laatste paar jaar," zegt Joyce.
Vroege levensfase

Die integrale blik houdt in dat gezondheidsprofessionals steeds meer kijken naar de omgeving en invloed daarvan op kinderen en jongeren. Een goede gezondheid gaat om veel meer dan alleen om de vraag of je lichaam goed functioneert, zegt Joyce. Het gaat ook om factoren zoals bestaanszekerheid, gezondheidsvaardigheden, mentale gezondheid, opleidingsniveau, welvaart en welzijn, voeding, scholing, opgroeien in een heel of gebroken gezin.
Om aan te geven hoe bepalend die ‘externe’ factoren kunnen zijn en hoe vroeg ze die bepalende rol spelen, vertelt Manon: "Wij hebben bij neonatologie vaak te maken met kinderen die te vroeg geboren zijn. Neem een kind dat met 24 weken ter wereld komt en daarmee dus bij de start een achterstand heeft (een voldragen zwangerschap is 40 weken, red.). Heeft dat kind theoretisch opgeleide ouders en groeit het op onder sociaaleconomisch gunstige omstandigheden, dan wordt dat verschil van zestien weken wel ingehaald. Maar heeft het kind praktisch opgeleide ouders en groeit het op in een sociaal kwetsbaarder milieu, dan blijven de achterstand en de problemen van die beginfase het hele verdere leven van invloed. Dat kind wordt feitelijk dubbel geraakt."

Thomas beaamt dat: "De eerste levensperiode is heel belangrijk, zo niet bepalend voor latere ongelijkheid. Daarom is investeren in voorschoolse voorzieningen belangrijk. Daar kunnen we echt een verschil maken - bijvoorbeeld met kleinere groepen en een rijker aanbod - maar ook daar geldt dat er dan nog zoveel andere factoren van invloed zijn." Gonneke: "Er zijn steeds meer onderzoeken beschikbaar waarin grote groepen jongeren over een langere periode zijn gevolgd. Ik maak bijvoorbeeld deel uit van het Trails onderzoeksteam. Dit onderzoek startte ongeveer twintig jaar geleden toen de kinderen 11 waren. Nu ze in de dertig zijn, kun je bijvoorbeeld zien in hoeverre hun situatie tijdens de pubertijd voorspellend is geweest voor hoe het nu met hen gaat op het gebied van hun mentale gezondheid."
Manon: "Het komt erop neer dat waar je wieg staat, nog altijd enorm bepalend is. Kinderen die opgroeien in ongunstige levensomstandigheden, hebben minder goede gezondheidsuitkomsten op de lange termijn. Daarom moeten wij kwetsbare gezinnen juist rondom de geboorte en de eerste levensjaren steunen waar mogelijk."
Thomas: "Beleid kan zeker een verschil maken. Anderzijds zijn de verschillen zo groot dat het niet realistisch is om te denken dat een wereld met gelijke kansen ooit helemaal mogelijk zal zijn. Je hebt te maken met een hardnekkig probleem."
Gezondheidsvaardigheden

Om de kansengelijkheid niettemin zoveel mogelijk te vergroten, is er heel wat mogelijk, zeggen de vier. Je bent er nog niet als iedereen een ziektekostenverzekering heeft en in de buurt van een ziekenhuis woont, zegt Joyce: ‘Kansengelijkheid bevorderen gaat verder. Voor mensen met weinig inkomen kunnen de reiskosten om naar het ziekenhuis te komen, nog altijd een barrière zijn. Vrij nemen van je werk omdat je met je kind naar het ziekenhuis moet, is problematisch als dat zou betekenen dat je je baan kunt verliezen. Dat zijn dingen waar we vanuit de zorg ook rekening mee moeten houden.’
Onze ‘gezondheidsvaardigheden’ kunnen nog een stuk beter. Dat geldt zowel voor patiënten als behandelaars: ‘Gezondheidsvaardigheid is bijvoorbeeld bij je kind symptomen kunnen herkennen, weten met welke klachten je naar de huisarts moet en die klachten dan ook nog goed kunnen overbrengen. Daar is nog een wereld te winnen. Aan de kant van de zorgverlener wordt interculturele sensitiviteit steeds belangrijker. Weten wat de normen, waarden en overtuigingen van de patiënt zijn en daar rekening mee houden’, zo vertelt Joyce.
Het gesprek komt op het belang van buidelen. Vroeggeboren kinderen moeten vaak de eerste periode in de couveuse verblijven om aan te sterken. Maar dat proces bevorder je enorm als je het kind een paar keer per dag uit de couveuse haalt en op de borst van de ouder legt. Dit huid-op-huidcontact heeft grote positieve effecten. Joyce: "We weten het belang van buidelen overigens uit lage- en middeninkomenslanden, waar het vaak noodzaak is. Je kunt vaak niet anders dan je kind overal mee naartoe nemen. Manon: "Tegelijk zie je dat in Nederland buidelen beter aanslaat bij theoretisch dan bij praktijk opgeleiden."
Goede afspiegeling

Behalve in de behandelkamer tekent zich ook in het onderzoeksveld een beginnende cultuuromslag af. Gonneke vertelt dat ze samen met gemeenten bezig is met het opzetten van een groot onderzoek naar armoede en mentale gezondheid bij jongeren in twee wijken in Amersfoort en Utrecht. ‘We definiëren als onderzoekers niet meer zelf de onderzoeksvragen, maar doen dat nu samen met de doelgroep. De tijd dat je als universiteit de wijk binnenloopt met: wij hebben hier een interventie (behandeling of aanpak, red.), gaat u die maar gebruiken, die tijd is voorbij. Maar natuurlijk is het ook spannend om zo een deel van de regie uit handen te geven.’
Manon: ‘Wij proberen ook steeds meer vanuit de patiënt te werken. Daar betrekken we dan patiëntenraden bij. Het punt is nu dat die raden helemaal niet divers zijn. Ze vormen nog geen goede afspiegeling van de patiëntenpopulatie. Daar moet echt nog wat aan gebeuren. Maar de beweging is goed.’
Ook aan de kant van de zorgprofessionals zelf moet er nog veel gebeuren op het gebied van diversiteit en gelijkwaardigheid, constateren Manon, Thomas, Joyce en Gonneke. Om te beginnen zou het toelatingssysteem voor academische zorgopleidingen op de schop moeten. "Oneerbiedig gezegd krijgen we nu vooral veel gelijkgestemde meiden binnen bij geneeskunde. Niet dat er met die studenten iets mis zou zijn, maar als je meer gelijke kansen in de zorg zelf wilt, is een lotingssysteem bij gelijke geschiktheid zoals vroeger misschien eerlijker," zegt Manon.
Joyce: "Talent wordt nog te veel binnen de eigen kring gezocht. Je ziet dat bij benoemingsadviescommissies en bij de manier waarop vacatures worden uitgezet. Het is belangrijk dat we meer oog krijgen voor de plekken waar ook talent kan zitten, maar waar je niet direct aan had gedacht. Ik merk bij mijn eigen Global Health afdeling binnen het Julius Centrum dat dat in het zoeken naar nieuwe onderzoekers goed werkt. En je ziet nu ook dat steeds meer mensen met een ander profiel zich uit zichzelf bij ons aanmelden. En dan ook hun eigen onderzoeksvragen meebrengen." Thomas: "Ik herken die trend bij Dynamics of Youth. Bij het bepalen van strategische thema’s en beoordelen van onderzoeksaanvragen nemen we gelijke kansen en gelijkwaardigheid steeds vaker mee." Allen: "We zijn er nog niet, maar het wordt beter."
Dit artikel verscheen eerder in magazine Be real

Dit magazine Be real staat in het teken van de onderlinge samenwerking in het Utrechtse kind-en jeugdonderzoek, en is een publicatie van UU-Dynamics of Youth en Child Health, één van de zes speerpunten van het UMC Utrecht. Een magazine voor professionals, maar ook voor ouders en jongeren die in ons onderzoek centraal staan. In ‘Be real’ spreken kind- en jeugdonderzoekers over kansengelijkheid en hoe we daar voor kinderen en jongeren aan kunnen bijdragen.
Dit artikel is geschreven door Eduard van Holst Pellekaan.