Door het klimaat kan zomaar onze spaarpot verschrompelen

Mark Sanders in de NRC-klimaatblog

Banken en pensioenfondsen houden nog onvoldoende rekening met die risico’s van klimaatverandering, schrijft Mark Sanders, universitair Hoofddocent Economie van Transitie en Duurzaamheid aan de Universiteit Utrecht en lid van het Sustainable Finance Lab.

Met de klimaatdoelen van Parijs hebben we onszelf ambitieuze technische, maar vooral economische en politieke uitdagingen gesteld. Als econoom zie ik vooral een enorme investeringsopgave, en dus een rol voor de financiële sector. Veel grote en kleine spelers in de financiële sector onderschrijven de doelstellingen van Parijs en zeggen daarin hun verantwoordelijkheid te willen nemen. Voorlopers stappen uit kolen (zoals pensioenfonds PME) en gebruiken hun klantennetwerk om energie-efficiëntie op de agenda te zetten (zoals ABN-Amro).

Ook de toezichthouders zijn wakker. Zo zei Klaas Knot, de president van De Nederlandsche Bank, bijvoorbeeld in een toespraak dit voorjaar:

“Klimaatgerelateerde onderwerpen kunnen de soliditeit van financiële instituties beïnvloeden en behoren daarom een aandachtspunt te zijn voor zowel banken als toezichthouders.”

Maar tussen het willen en kunnen gaapt nog een enorme kloof. Wat ontbreekt is een bruikbare kwantificering van transitie- en klimaatrisico’s. Het zou helpen als de financiële sector vaststelt dat er maar twee scenario’s zijn waar ze rekening mee moet houden. Er is het Parijs-scenario, waarin we de energietransitie versneld inzetten en de ambitieuze doelstellingen halen waarmee klimaatverandering kan worden beperkt. In dat scenario lopen bedrijven, burgers en financiële instellingen enorme transitierisico’s.

En er is het niet-Parijs scenario waarin we daarin niet slagen en klimaatverandering desastreuze gevolgen heeft. In dat scenario lopen diezelfde bedrijven, burgers en financiële instellingen grote klimaatrisico’s. Meer smaken zijn er niet.

Transitierisico’s

De transitierisico’s zijn de risico’s die we lopen in een wereld waar de transitie succesvol is. Op macroschaal is dat scenario verre te prefereren. De kosten zijn hoog, maar de klimaatschade die we daarmee voorkomen is vele malen groter.

Maar dat macro-plaatje is voor bedrijven, burgers en hun financiers irrelevant. Wat voor hen telt is het risico dat de waarde van bedrijven en onderpand in de transitie daalt. Een evident voorbeeld is de balans van olie-, gas-, en kolenbedrijven. Bij een succesvolle transitie blijven grote voorraden olie, gas en kolen in de grond zitten – terwijl die nu wel op de balans van energiebedrijven staan. Dat alleen is al een flinke post – de direct aan olie- gas- en kolenwinning gerelateerde investeringen van Europese banken, verzekeraars en pensioenfondsen bedragen zo’n 350-400 miljard (zie Weyzig et al. 2014). En wat te denken van de industrie en transportsector die op fossiele brandstof gebouwd zijn? Van raffinaderijen tot verwarmingsketels tot gespecialiseerde monteurs in de autogarage: in een transitie zullen ze versneld hun waarde verliezen.

Die kapitaalvernietiging moet ergens op de balansen terugkomen.

Bij een succesvolle transitie blijven grote voorraden olie, gas en kolen in de grond zitten – terwijl die nu wel op de balans van energiebedrijven staan.

Mark Sanders
Universitair Hoofddocent Economie van Transitie en Duurzaamheid

Klimaatrisico’s

Het alternatief voor het Parijs-scenario is niet, zoals veel financiële partijen impliciet veronderstellen, dat de koolstofeconomie gewoon kan doorgaan op de oude voet. Als we Parijs niet halen, zullen we op andere fronten enorme schades moeten nemen. In een niet-Parijs-scenario krijgen we namelijk te maken met extremer en volatieler weer, meer overstromingen, meer droogte en meer stormen. En ook dat raakt de balans van de bedrijven en burgers die onze financiële instellingen financieren.

(Her)verzekeraars hebben daar al volop mee te maken. Maar ook voor banken en pensioenfondsen zijn de consequenties mogelijk enorm. Zij zitten op enorme hypotheekportefeuilles, waarbij de waarde van vastgoed als onderpand dient. Als dat onderpand schade ondervindt van overstromingen en stormen, raakt dat mogelijk de stabiliteit van het financiële systeem.

Hitte en droogte raken misschien minder de waarde van vastgoed, maar hebben hun effect op landbouwproductiviteit en de kosten voor gezondheidszorg. En omdat klimaatverandering niet slechts toevallig hier en daar een huis of bedrijf raakt, maar in hele regio’s landen en continenten tegelijk huishoudt, biedt traditionele diversificatie geen soelaas.

In de huidige risicomodellen is nog weinig plek voor klimaatrisico’s. Deels omdat toezichthouders er (nog) niet om vragen, deels omdat banken en pensioenfondsen simpelweg nog niet weten hoe deze risico’s goed te kwantificeren. Onderzoek naar de financiële risico’s van klimaatverandering en de energietransitie is daarmee extreem urgent.

Toezichthouders als De Nederlandsche Bank en Bank of England zijn daarmee al wel aan de slag, maar de sector zelf moet nu ook snel in beweging komen. Alleen dan kunnen deze risico’s ook worden opgenomen op de balans van de financiële sector en zullen ze bedrijven aanzetten hun gedrag ook te veranderen. Want één ding is zeker: transitie of geen transitie, ‘business as usual’ is er de komende jaren voor onze spaarpotjes niet meer bij.

Deze blog van Mark Sanders is op 10 oktober 2018 gepubliceerd als klimaatblog in de NRC. Wetenschappers van de Universiteit Utrecht schrijven regelmatig over hun onderzoek in de klimaatblog van de NRC. Zij werken samen in het strategische thema Pathways to Sustainability.