De rekenles in het mbo vraagt om differentiatie

De groep die start met een beroepsopleiding in het mbo kent grote verschillen in rekenniveau, en in motivatie voor en interesse in rekenen. Hoe geef je deze studenten goed – interessant en effectief – rekenonderwijs? Hoe zorg je dat ze het onderwijs krijgen dat ze nodig hebben en bij ze past? Veel rekendocenten in het mbo worstelen met dit soort vragen sinds het vak met bijbehorend examen in 2010 is ingevoerd.

De verschillen tussen mbo-studenten zijn dus groot. Dit vraagt van de rekendocent de vaardigheid in te spelen op verschillen tussen studenten. Het vraagt om differentiëren. 

Differentiëren is complex

Differentiëren is een complexe docentvaardigheid. Uit onderzoek, uitgevoerd in 2013 door de inspectie van het onderwijs in het mbo, blijkt dat de differentiatievaardigheden van de docenten in minder dan 40% van de lessen voldoende zijn. Voor rekenen speelt mee dat het voor veel docenten een nieuw vak is om te geven (Jonker & Wijers, 2012). Nog niet elke rekendocent is voldoende bijgeschoold in de rekendidactiek om over zowel de vakdidactische als de differentiatievaardigheden te beschikken.

Is een model uit het basisonderwijs toepasbaar voor het mbo?

Rekendocenten in het mbo beschikken vaak over onvoldoende handvatten om in hun lessen effectief te differentiëren. Dit heeft er mee te maken dat zij in veel gevallen niet zijn opgeleid als rekendocent. Daarnaast blijkt uit het eerder genoemde inspectieonderzoek dat er in het mbo in het algemeen weinig goede voorbeelden van differentiatie voorhanden zijn. 

In het primair onderwijs wordt al sinds lange tijd een model voor differentiatie in de rekenles met succes toegepast. De vraag is nu of dit model kan worden hergebruikt in het mbo. En zo ja, op welke manier. Deze vraag stond centraal in een onderzoek onder mbo-docenten.

Het model: interne convergente differentiatie

Bij interne convergente differentiatie werken alle leerlingen binnen een klas aan een gezamenlijk minimumdoel. Door het geven van verlengde instructie aan de leerlingen die meer hulp nodig hebben en het aanbieden van verschillende verwerkingsopgaven kan ingespeeld worden op verschillen tussen de leerlingen. Deze manier van differentiatie is effectief in het verhogen van het niveau op basisvaardigheden zoals rekenen. Het werkt in het primair onderwijs met name voor de zwakke(re) leerlingen.

Leren differentiëren

Omdat differentiëren om specifieke vaardigheden vraagt, hebben de mbo-docenten die deelnamen aan het onderzoek een cursus ‘differentiëren in de rekenles’ gevolgd. In deze cursus leerden ze om een vaste structuur aan te brengen in hun rekenlessen, gebaseerd op het lesmodel van convergente differentiatie uit het basisonderwijs. De les wordt volgens dat model verdeeld in een aantal fasen, waarbij er in elke fase mogelijkheden zijn om in te spelen op de verschillen tussen studenten. Gedurende deze cursus ontwierpen en gaven de docenten een serie van drie lessen. Tijdens de cursus zijn de ervaringen van de deelnemers – onder andere aan de hand van video-opnamen van de lessen – besproken. Ook hebben de docenten voor en na de cursus een vragenlijst ingevuld over hun competentie om te differentiëren. 

De resultaten

Uit de vragenlijsten die voor en na de cursus zijn ingevuld kwamen geen significante verschillen naar voren. In de evaluatie van de cursus gaven docenten wel aan dat ze meer houvast hadden gekregen om te differentiëren en dat ze zich competenter voelden.

Het onderzoek levert op hoofdlijnen de volgende resultaten op:

  • de docenten zijn zich ervan bewust geworden dat differentiatie belangrijk is en dat het aangereikte lesmodel hen handvatten biedt voor een gestructureerde lesopbouw. 
  • de docenten beschikken over een groter 'repertoire' aan middelen om rekening te houden met de verschillen tussen studenten, zoals: 
    • het formuleren van (minimum)doelen per les
    • het gebruik van een zogenaamde activerende en motiverende  'rekenstarter', waarmee ook de beginsituatie van de studenten kan worden ingeschat
    • het variëren van de groepsindeling en het inzetten van diverse werkvormen
    • het werken met kleine groepjes studenten die extra ondersteuning – verlengde instructie- krijgen
    • het bieden van verwerkingsopgaven op verschillende niveaus en het durven ingrijpen in de rekenmethode.
  • Ook ervoeren de docenten het samen met collega’s ontwerpen en bespreken van lessen en de uitvoering  ervan als zeer waardevol. 

Over het onderzoek

Het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Utrecht in samenwerking met twee mbo-scholen. NWO heeft het onderzoek gefinancierd (projectnummer 405-14-509).

Meer informatie

Monica Wijers (m.wijers@uu.nl / 06 81835971) – trainer/adviseur bij Onderwijsadvies & Training