5 belangrijke bevindingen uit onderzoek naar duurzame arbeidsmarkt
Boek Investments in a Sustainable Workforce in Europe nu uit

Bedrijven in heel Europa willen in hun werknemers investeren. Dat is een belangrijke conclusie van het Europese onderzoek, geleid door Tanja van der Lippe van de Universiteit Utrecht, dat nu als boek is gepubliceerd: Investments in a Sustainable Workforce in Europe. Maar hoe pakken die investeringen in mensen uit? Daar gaat het boek dieper op in.
Tanja van der Lippe, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit Utrecht, startte een ERC gefinancierd, Europees onderzoek naar hoe en waarom bedrijven investeren in kostbare menskracht en naar hoe die investeringen uitpakken in de praktijk. Aan de Universiteit Utrecht is Van der Lippe onder meer verbonden aan de Future of Work hub, waar wetenschappers van verschillende disciplines onderzoek doen naar de toekomst van werk. Voor het Sustainable Workforce onderzoek is ze onlangs genomineerd voor de Huibregtsenprijs van de KNAW. Met een groeiend aantal vrouwen, parttimers, 55-plussers en vernieuwingen in technologie, zien bedrijven de noodzaak om via sociale regelingen en het aanbieden van trainingen mee te helpen aan wat tegenwoordig in HR-termen “duurzame inzetbaarheid” heet, onderdeel van een “duurzame arbeidsmarkt”.
Wat is een duurzame arbeidsmarkt?
Wat verstaat Van der Lippe eigenlijk onder “duurzaam”, een term die oorspronkelijk uit de milieu wereld komt?
Op een duurzame arbeidsmarkt zijn medewerkers bevlogen, productief en gezond.
“Ik zie daarin drie niveaus. Op een duurzame arbeidsmarkt zijn medewerkers productief, bevlogen en gezond. De organisatie waarin ze werken, hangt goed samen (is cohesief) en is winstgevend. Op het derde niveau zie je in landen met een duurzame arbeidsmarkt, een hoge arbeidsparticipatie en een bloeiende economie.”

9 landen, 11.000 werkenden
Voor het meerjarig Sustainable Workforce onderzoek, dat met een ERC beurs gefinancierd werd, zijn elfduizend werknemers in negen Europese landen onderzocht. Het ging om Nederland, Duitsland, Zweden, Finland, Engeland, Bulgarije, Hongarije, Portugal en Spanje. De onderzoekers hebben enquêtes afgenomen onder werknemers, hun leidinggevenden en HR-medewerkers in 259 ondernemingen. “Wat dit onderzoek toevoegt aan bestaande bevindingen is de wisselwerking tussen mens en organisatie”, aldus Van der Lippe. “Veel van het bestaande onderzoek richtte zich puur op werknemers (hun welbevinden), of het land (de werkloosheidscijfers, de economische groeicijfers), niet op de invloed van het bedrijf.”
5 belangrijke bevindingen
In het boek, Investments in a Sustainable Workforce in Europe worden belangrijke bevindingen uit het onderzoek beschreven, onder redactie van Tanja van der Lippe en Zoltán Lippényi (Rijksuniversiteit Groningen). Een aantal volgen hier.

1. Collega’s en leidinggevenden spelen een belangrijke rol bij het gebruik maken van een (verlof)regeling of training.
In het geval van ouderschapsvelof, bijvoorbeeld zagen de onderzoekers duidelijk dat mannen wiens manager gebruik maakte van ouderschapsverlof, vaker zelf ook dergelijk verlof opnamen. De bedrijfscultuur speelt hierin dus een belangrijke rol. Hetzelfde werd vastgesteld over regelingen voor thuiswerken. Doen collega’s het ook? Ervaren medewerkers dus steun van hun afdeling? Dan maken ze vaker gebruik van de mogelijkheid. Medewerkers die door hun manager werd gewezen op het bestaan van gezondheidsregelingen (ergonomisch werken, gezond voedsel, sportmogelijkheden) maakten er vaker gebruik van.

2. Vrouwelijke managers hebben geen invloed op de promotiekansen voor vrouwen.
Gender speelt een kleinere rol op de werkvloer, dan soms door de maatschappij wordt verwacht. Vrouwelijke werknemers hebben geen grotere, maar ook geen kleinere kans om promotie te maken als ze een vrouwelijke leidinggevende hebben. Hun kansen om hogerop te komen, zijn hetzelfde als wanneer ze een mannelijke leidinggevende hebben. Vrouwen trekken geen vrouwen voor.

3. Tijdelijke werknemers en flexwerkers krijgen minder training, maar hebben die juist meer nodig.
Freelancers en tijdelijke krachten maken minder gebruik van trainingen dan werknemers met een vast contract. Dit kan het moeilijker maken om een duurzame arbeidsmarkt of een duurzaam inzetbare staf te creëren, want juist werkenden met een tijdelijk contract zeggen dat ze vaker training nodig hebben. Een voordeel van werken onder een tijdelijk contract is dat werkenden zeggen minder werkdruk en een betere balans tussen werk en thuis te ervaren dan vaste medewerkers. Mogelijk omdat ze minder verantwoordelijkheden dragen.

4. Hoe hoger je opleiding en positie in een bedrijf, hoe vaker je gebruik maakt van sociale regelingen, zoals thuiswerken of in deeltijd werken.
Veel oudere werknemers voelen en nemen de vrijheid om thuis te werken en/of meer flexibele werkuren te hanteren. Werknemers die een fysiek zwaar beroep hebben, maken dan weer vaker gebruik van regelingen waarbij ze met behoud van arbeidsvoorwaarden, minder uren mogen maken op hogere leeftijd.
5. Een training of regeling heeft lang niet altijd het beoogde effect.
De wil om te investeren, leeft in heel Europa bij bedrijven. Maar de investeringen hebben lang niet altijd voor zowel de werkgever als werknemer een positief effect. Er vallen veel afwegingen te maken. Flexibiliteit in werkuren heeft een negatief effect op prestaties, maar een positieve invloed op het welzijn van werkenden. Trainingen zorgen voor loyaliteit aan het bedrijf en toewijding aan het werk, maar verbeteren niet direct de prestaties. Het binnenhalen van nieuwe technologie kan het werkende leven van mensen makkelijker maken of nieuwe banen creëren, aan de andere kant kost het misschien anderen weer juist hun baan. Het effect van veel investeringen hangt dus van de context af.

Het Sustainable Workforce onderzoek krijgt een praktisch vervolg. De EU financiert het oprichten van een online tool met daarin bevindingen. Op basis van het onderzoek wordt samen met geïnteresseerde ondernemingen een Workforce Sustainability Testing Platform (Work-STeP) ontwikkeld, een online programma dat bedrijven helpt om vragen of zorgen over duurzame inzetbaarheid te beantwoorden. Drijvende kracht hierachter is Thomas Martens, van de Universiteit Utrecht. Vooral bij het midden- en kleinbedrijf is dit platform zeer welkom, omdat zij de middelen niet hebben voor dure HR analytics programma’s. En het midden- en kleinbedrijf vormt in Europa een hele grote groep werkgevers.
Het boek Investments in a Sustainable Workforce in Europe is sinds 25 juni verkrijgbaar.
Aan de verschillende hoofdstukken, werkten naast Tanja van der Lippe, ook veel andere onderzoekers mee, die verbonden zijn (geweest) aan de Universiteit Utrecht:
- Katia Begall
- Jannes ten Berge
- Paul Boselie
- Leonie van Breeschoten
- Vincent Buskens
- Anneke van Doorne-Huiskes
- Nikki van Gerwen
- Maarten Goos
- Jasmijn van Harten
- Margriet van Hek
- Jelle Lösbroek
- Jornt Mandemakers
- Thomas Martens
- Anne van der Put
- Joop Schippers