Multi-STEM beoogt de participatie van meertalige kinderen in het onderwijs te bevorderen: zowel bij rekenen-wiskunde als wetenschap & techniek (W&T). Een veelbelovende manier om meertalige kinderen te betrekken, is hen gebruik te laten maken van de talen die zij kennen. Dit kan door een meertalige aanpak waarin zowel het Nederlands als de thuistaal (of thuistalen) een rol spelen. In Multi-STEM wordt een meertalige aanpak ontwikkeld en toegepast in verschillende leeromgevingen: school, wetenschapsmusea, thuis. Multi-STEM wil gebruikmaken van de talen van meertalige kinderen wanneer zij leren ín, en bewegen tússen, school, wetenschapsmusea en de plek waar ze wonen. Dit bevordert hun leerprestaties en zorgt ervoor dat zij zich op al deze plekken thuis voelen.
Multi-STEM is een consortium dat bestaat uit wetenschappelijke en maatschappelijke partners: Universiteit Utrecht, Hogeschool Utrecht, iPabo Amsterdam, CPS onderwijsontwikkeling en advies, Expertis, Expertisecentrum Nederlands, Malmö University, Stichting Leerplanontwikkeling SLO, Platform Talent voor Technologie, NEMO, Museon, Teylers Museum, Spaarnesant, Voila, Wereldkidz, Zonova, Lund University Dept. of Clinical Sciences, Taal doet meer, It’s my child, Al-Amal, Joury, IOT, SARDES, Vereniging voor Science Centers, Lowan, NVORWO, SPRONG consortium, Wetenschapsknooppunt Universiteit Utrecht, gemeente Den Haag, Defence for Children
Veel tweetaligen mixen talen door elkaar als ze praten. Wij willen achterhalen of kinderen moeite hebben met het leren van taal via gemixt taalaanbod, hoe en waarom kinderen zelf mixen en of taalmixen een andere rol speelt bij kinderen met en zonder taalontwikkelingsstoornissen. Je kunt meer lezen over dit onderzoeksproject via https://www.uu.nl/onderzoek/calm.
Globally, 10.6% of births worldwide are preterm (<37 weeks of gestation) (Chawanpaiboon et al., 2019), which accounts for 15 million preterm births per year. Preterm born neonates are at risk for short-term and long-term morbidities (e.g., Onofrio et al., 2013; Teune et al., 2011) following disruptions in brain development (e.g., de Kievit et al., 2012; Kwon et al., 2016; Salvan et al., 2017; Woodward et al., 2012). The current project focuses on the language skills of children born preterm. Language is an important and multidimensional higher-order function that relies on the interaction between environmental factors and child-internal processes, such as gene expression, synapse formation, and cognitive mechanisms. Proper brain development early in life is highly important for successful language acquisition (DoY hub ‘1001 critical days’, 2017). Unsurprisingly, many preterm children experience persistent language difficulties (Barre et al., 2011; Van Noort-Van der Spek et al., 2012; Vandormael et al., 2018; Zimmerman, 2017).
Weak language skills impact on subsequent development in other domains with consequences far beyond language. For example, language is crucial for children’s academic and socioemotional development, for successful relationships with family and peers, overall health, wellbeing and work (e.g., Bleses et al., 2016; Longobardi et al., 2016). A better understanding of the language profile of preterm children as well as early precursors of, and mechanisms underlying their language difficulties is therefore necessary. In this project, we will analyze data from a large cohort of extremely preterm children (<28 weeks of gestation) who have been followed from birth until 8.5 years of age.
Globally, 10.6% of births worldwide are preterm (<37 weeks of gestation) (Chawanpaiboon et al., 2019), which accounts for 15 million preterm births per year. Preterm born neonates are at risk for short-term and long-term morbidities (e.g., Onofrio et al., 2013; Teune et al., 2011) following disruptions in brain development (e.g., de Kievit et al., 2012; Kwon et al., 2016; Salvan et al., 2017; Woodward et al., 2012). The current project focuses on the language skills of children born preterm. Language is an important and multidimensional higher-order function that relies on the interaction between environmental factors and child-internal processes, such as gene expression, synapse formation, and cognitive mechanisms. Proper brain development early in life is highly important for successful language acquisition (DoY hub ‘1001 critical days’, 2017). Unsurprisingly, many preterm children experience persistent language difficulties (Barre et al., 2011; Van Noort-Van der Spek et al., 2012; Vandormael et al., 2018; Zimmerman, 2017).
Weak language skills impact on subsequent development in other domains with consequences far beyond language. For example, language is crucial for children’s academic and socioemotional development, for successful relationships with family and peers, overall health, wellbeing and work (e.g., Bleses et al., 2016; Longobardi et al., 2016). A better understanding of the language profile of preterm children as well as early precursors of, and mechanisms underlying their language difficulties is therefore necessary. In this project, we will analyze data from a large cohort of extremely preterm children (<28 weeks of gestation) who have been followed from birth until 8.5 years of age.
Op dit moment krijgen veel meertalige kinderen een verkeerde diagnose. Om deze situatie te verbeteren zijn binnen een Europese samenwerking (COST Action IS0804 - Language Impairment in a Multilingual Society: Linguistic patterns and the road to assessment) de LITMUS testen ontwikkeld. In deze usability study ontwikkelen we een online omgeving in samenwerking met logopedisten met als doel de Nederlandse versies van de LITMUS testen toegankelijk te maken voor logopedisten in Nederland.
Infant cognition is a flourishing and respected field of inquiry, but its practitioners agree that a large share of experiments are underpowered and that replicability is a serious issue (Frank et al., 2017). A consortium consisting of all four babylabs in the Dutch Baby Brain and Cognition Network will replicate two exemplary studies, each fundamental to the core debates in the field. The algebraic rule learning study reported in Science by Marcus, Vijaya, Bandi and Vishton (1999) plays a key role in the debate on (innate) learning mechanisms involved in language acquisition, and whether these are human- and language-specific, while the study on cognitive gains of bilingualism, reported in PNAS by Kovács and Mehler (2004) is of fundamental importance in the debate on whether bilingualism has a positive influence on cognitive flexibility. By replicating each study in all four labs, we will improve statistical power of the studies, and test the robustness of the original results when the experiments are performed in different labs. In our data analyses, we will depart from the traditional frequentist methods used in the original studies. Specifically, a Bayesian sequential testing approach will be used in order to determine when enough evidence is gathered to evaluate the original findings. This approach also allows us to quantify evidence for the null hypothesis in case we cannot replicate the results of the original studies. Summarizing, by increasing statistical power, the aim of the current project - led by the Dutch Baby Brain and Cognition Network - is to solidify the results of two infant studies addressing fundamental questions concerning human cognition and its ontogenesis.
Om in de Nederlandse maatschappij te kunnen participeren, hebben kinderen met een vluchtelingenachtergrond goede taalvaardigheid in het Nederlands (de meerderheidstaal in de Nederlandse context) nodig. Tegelijk is de ontwikkeling van de eerste taal van deze kinderen essentieel voor hun relatie met de familie en community, en kan een voorspoedige ontwikkeling van de eerste taal bepaalde cognitieve voordelen bieden. Het is dus van belang dat beide talen goed ontwikkelen. Het doel van dit project is om de taalvaardigheid van kinderen uit Syrië te onderzoeken, zowel in het Syrisch-Arabisch als in het Nederlands. Het project omvat een samenwerking met onderzoekers in Canada verbonden aan de University of Alberta.
De eerste 1001 dagen in het leven van een kind, vanaf de conceptie tot de tweejarige leeftijd, zijn van essentieel belang voor de ontwikkeling van ons complexe brein. In die periode wordt de hersenstructuur (zoals de verschillende celtypen en de verbindingen tussen de verschillende hersenregio’s) gevormd, die op latere leeftijd bepalend zal zijn voor een scala aan cognitieve vaardigheden. Dit project focust zich op taalontwikkeling als voorbeeld van een belangrijke vaardigheid die afhankelijk is van een goede hersenontwikkeling. Welke invloed hebben prikkels op de taalverwerving (en taalstoornissen) in de eerste 1001 dagen van een mensenleven?
Ondanks dat creativiteit steeds meer onderzocht wordt, blijven veel onderzoekers creativiteit zien als een stabiel, individueel kenmerk. Omdat creativiteit kan verschillen in verschillende situaties, pleiten wij voor een situated-embodied cognition perspectief. Creativiteit wordt dan gedefinieerd als een vaardigheid van een individu om complexe actiemogelijkheden te ontdekken, waarin verschillende actiemogelijkheden worden gecombineerd. Dit leidt tot het ontdekken en toepassen van nieuwe gebruiken van objecten, ideeën en oplossingen. In dit onderzoeksproject bekijken we hoe een- en tweetalige basisschoolleerlingen gebruiken maken van hun omgeving bij het maken van een visuele versie van de Alternative Uses Task. Oogbewegingen worden gemeten om kijkpatronen te identificeren. Het doel van het project is inzicht krijgen in hoe creativiteit ontstaat.
In dit project wordt onderzoek gedaan naar het taalgebruik tijdens het smsen of whatsappen door kinderen met en zonder taalontwikkelingsstoornis (TOS) tussen de 10 en 12 jaar. Daarbij wordt de invloed van chattaal op de cognitieve ontwikkeling van kinderen onderzocht. Hieronder verstaan wij o.a. aandacht en het werkgeheugen. Daarnaast wordt gekeken hoe chattaal bijdraagt aan de sociale ontwikkeling van kinderen met TOS.
In recent literature, it is a major issue whether L2 children's errors in speech production are caused by non-native representations or reflect output problems. The goal of this project is therefore to compare available speech production data of L2 children to data collected in tasks that tap the underlying grammatical system of L2 children in a more direct way than production tasks do. As a means to achieve this goal, L2 children's on-line processing of grammatical and ungrammatical sentences will be measured. The comparison of on-line processing data and off-line production data is not only relevant for theories on L2 acquisition, but it may also provide a way to find differences between L2 children and children diagnosed with Specific Language Impairment (SLI). Since there is still no principled way to distinguish between effects of late onset of systematic exposure to Dutch and language impairment, L2 children are in terms of assessment a problematic group. In order to find differentiating characteristics of non-native patterns caused by late onset and/or language impairment, the Turkish-Dutch L2 children will be compared to age-matched monolingual children and children diagnosed with SLI.
This study investigates relationships between language abilities and cognitive control in bilingual minority children in the Netherlands. The aim is to better understand the cognitive effects of bilingualism and to disentangle effects of bilingualism and Developmental Language Disorder.