De invloed van groepsdynamiek op de handhavingsstijlen van ambtenaren (2025)
In de afgelopen decennia klonk er een toenemende roep om strengere regels en handhaving teneinde het vermoede misbruik of frauduleus gebruik van sociale voorzieningen tegen te gaan. Sinds de invoering in 2013 van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (in de volksmond bekend als de 'Fraudewet') staat deze manier van handhaven echter ter discussie, en momenteel – vooral in de nasleep van het Toeslagschandaal en de daaropvolgende parlementaire enquête – pleiten politici voor een meer humane aanpak. Dit roept de vraag op: Wat kan er worden gedaan om de handhaving in de toekomst menselijker en eerlijker te maken? Een belangrijk deel van het antwoord kan gelegen zijn in de organisatiecultuur en de interne groepsdynamiek. Hoe ambtenaren regels handhaven, hangt af van hoe ze die toepassen – strikt of flexibel, overredend of bestraffend (in verschillende gradaties) – en hoe ze reageren op verschillende situaties. Het is belangrijk om te onthouden dat deze keuzes niet geïsoleerd worden gemaakt. Ambtenaren (street-level bureaucrats) worden beïnvloed door sociale structuren waarvan ze deel uitmaken, ook wanneer ze regels handhaven.
De centrale onderzoeksvraag is dan ook: Wat is de invloed van groepsdynamiek op de handhavingsstijlen van uitvoerende (frontlinie)ambtenaren, en hoe kunnen deze groepsprocessen bijdragen aan het totstandkomen van een mensgerichte benadering van handhaving? Voor dit onderzoek zal een literatuuranalyse uitgevoerd worden, worden interviews met eerstelijnsambtenaren geanalyseerd om te zien hoe gedeelde kennis en collectieve overtuigingen hun werk kunnen beïnvloeden en hoe informele normen zich ontwikkelen met betrekking tot de interpretatie van regels en reacties op overtredingen van burgers. Het onderzoek is mogelijk gemaakt door een fellowship bij het Netherlands Institute for Advanced Study (NIAS).
Onderzoek naar contrasten in bestuurlijke en strafrechtelijke sancties in het Nederlandse socialezekerheidsstelsel (2024-2025)
In verschillende landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland, is de handhaving van de sociale zekerheid gestaag geïntensiveerd, wat vaak leidt tot discussies over de opkomst van een 'repressieve' of 'straffende' verzorgingsstaat. Binnen het Nederlandse socialezekerheidsstelsel worden gevallen van fraude onder de € 50.000 onderworpen aan bestuurlijke sancties die worden opgelegd door gemeenten en worden gevallen van fraude boven de € 50.000 afgehandeld via strafrechtelijke procedures door de rechter. Paradoxaal genoeg is de algemene overtuiging van gemeentelijke handhavers (street-level bureaucrats) dat bestuurlijke sancties doorgaans strenger zijn dan strafrechtelijke sancties. Met het oog hierop is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Welke verschillen ontstaan er in het opleggen van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties voor vergelijkbare gevallen van fraude binnen het socialezekerheidsrecht in Nederland en wat vinden de gemeentelijke handhavers van deze verschillen? Vanwege de inherente uitdaging om rechterlijke uitspraken (niet alle uitspraken zijn openbaar) te vergelijken met beslissingen van gemeenten (waar geen landelijke statistieken beschikbaar zijn), is een innovatief onderzoeksontwerp aangenomen. In dit project wordt een selectie van rechterlijke uitspraken gepresenteerd aan gemeentelijke handhavers, die gevraagd worden aan te geven welke sancties zij zouden opleggen. Daarna wordt in focusgroepen aan de street-level bureaucrats gevraagd om te reflecteren op hun voorgestelde sancties en deze worden vergeleken met de sanctie die door de rechtbank is opgelegd. Dit onderzoek wordt gefinancierd door een Small Research Grant van de Socio-Legal Studies Association.
Reflectief toezicht - Reflexieve regulering met behulp van narratieve methoden van dienstverlening aan kwetsbare mensen (RUN) (2022-2026)
Een nieuwe vorm van toezicht. In Nederland hebben we verschillende inspecties die toezicht houden op de kwaliteit en veiligheid van zorg en ondersteunende diensten (bijvoorbeeld JGJ, iSZW en IGJ). Meestal kijken deze organisaties naar één aspect van de dienstverlening, bijvoorbeeld de kwaliteit en veiligheid van de zorg, of de kwaliteit van woningen. Sommige groepen in de samenleving hebben echter met verschillende diensten te maken. Denk bijvoorbeeld aan mensen met dementie die thuis wonen. Hier is zorg uiteraard van belang, maar ook de woning en mogelijke aanpassingen die daaraan moeten worden gedaan. En als een partner werk moet opgeven om te zorgen, komen ook financiële kwesties aan bod. In dit project willen we onderzoeken hoe toezichthouders in kunnen spelen op de diversiteit aan diensten waar mensen mee te maken krijgen. Dat doen we door hun verhalen centraal te stellen, en met betrokken organisaties in gesprek te gaan hoe de dienstverlening kan worden verbeterd. We onderzoeken ook hoe toezichthouders hier aan bij kunnen dragen door bestaande kaders los te laten. Het einddoel van het project is een nieuwe vorm van toezicht te organiseren die, rekening houdend met de complexe praktijk, beantwoordt aan de behoeften van specifieke groepen mensen die zich in een kwetsbare positie bevinden. Het onderzoek wordt gefiancieerd door het NWA-onderzoeksprogramma Vernieuwing van toezicht.
We richten ons specifiek op de doelgroep mensen die langdurig op zoek zijn naar werk. Marilie Odding voert dit onderzoek uit. Het onderzoek zal zich richten op hoe mensen die langdurig op zoek zijn naar werk ondersteuning van publieke diensten, zoals het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), ervaren. In het onderzoek zetten we de verhalen van mensen die langdurig op zoek zijn naar werk centraal. We onderzoeken hoe hun verhalen en ervaringen de kwaliteit van publieke dienstverlening kan verbeteren. Daarnaast kijken we hoe deze ervaringen kunnen worden ingezet in het toezicht op sociale diensten om ook in het toezicht het gebruikersperspectief centraal te zetten. We voeren het onderzoek uit in nauwe samenwerking met maatschappelijke partners, waaronder Toezicht Sociaal Domein (TSD), Stichting Lezen en Schrijven (LES), Divosa (vereniging van gemeentelijke directeuren en leidinggevenden), Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), maar vooral ook met dienstverleners en mensen die langdurig op zoek zijn naar werk.
Van hard naar hart? Versterking van de menselijke maat bij handhaving van de socialezekerheidswetgeving (2023-2024)
Handhaving van de sociale zekerheid is in Nederland in de voorgaande jaren steeds repressiever geworden. De verplichtingen voor uitkeringsgerechtigden zijn talrijk, toezicht is streng en de sancties zijn ingrijpend. Sinds de invoering van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, beter bekend als de Fraudewet, staat deze wijze van handhaving ter discussie. Vanuit de politiek is er een sterke roep voor de menselijke maat. Ook beleidsmakers zijn hiermee druk aan de slag, zoals de wetswijziging laat zien. De stem van de uitvoerders, in dit geval de sociaal rechercheurs, horen we echter nauwelijks. Dat is opvallend omdat een uitvoeringspraktijk waarbij de menselijke maat bij handhaving van de Fraudewet centraal staat, alleen mogelijk is als uitvoerders betrokken worden. Dit onderzoek is een verkenning van de moeilijkheden en mogelijkheden die sociaal rechercheurs ervaren bij het handhaven van de Fraudewet. De vraag die centraal staat in dit onderzoek is: Hoe kan de menselijke maat volgens sociaal rechercheurs bij handhaving van de Fraudewet in de uitvoeringspraktijk versterkt worden? Deze vraag beantwoord ik aan de hand van actieonderzoek dat bestaat uit drie fasen: een groepsgesprek met sociaal rechercheurs, een vragenlijst uitgezet onder alle sociaal rechercheurs en een aantal verdie-pende interviews met sociaal rechercheurs. Naast dat ik een algemeen beeld schets van de sociale recherche, ga ik in op opvattingen van sociaal rechercheurs over de moeilijkheden en mogelijkheden met de menselijke maat bij de handhaving van de Fraudewet. Ook bespreek ik met de sociaal rechercheurs hoe zij denken over de voorgestelde wetswijziging (Handhaving sociale zekerheid, februari 2023). Het onderzoek wordt gefinancieerd door een Gratama-subsidie.
Geschiloplossing in het sociaal domein (2019-2022)
In samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam, doen Bert Marseille, Heinrich Winter, Marc Wever en Paulien de Winter onderzoek naar de vraag welke best practices kunnen bijdragen aan een laagdrempelige, vroegtijdige en rechtvaardige geschiloplossing tussen burgers en bestuursorganen en aan een gerichte en effectieve inzet van professionele rechtsbijstand daarbij. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij gemeenten, waar gekeken wordt wat die allemaal doen om geschillen met burgers zo veel mogelijk te voorkomen dan wel bevredigend op te lossen en hoe succesvol dat beleid is, om op basis daarvan 'best practices' te formuleren die we vervolgens bij een aantal gemeenten gaan testen. Het betreft een project gedurende de periode 2020-2022 dat wordt uitgevoerd in opdracht van de Raad voor Rechtsbijstand.
Evaluatie ZSM-werkwijze Noord-Nederland (2021-2022)
Sinds 2011 wordt in Noord-Nederland door het Openbaar Ministerie (OM) en politie, in samenwerking met hun ketenpartners (Reclasseringsorganisaties (3RO), Slachtofferhulp Nederland (SHN), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en later Stichting Halt samengewerkt om strafzaken met betrekking tot veelvoorkomende criminaliteit (VVC) tegen aangehouden en (nadien ook) ontboden verdachten versneld af te (kunnen) handelen. Doel van de ZSM-werkwijze is om veelvoorkomende criminaliteit (misdrijven, gepleegd door meerderjarige en minderjarige verdachten) snel en passend aan te pakken. Het onderzoek beoogt een blik van buiten te werpen op de in Noord-Nederland gevolgde werkwijze rond ZSM. Doelstelling van het onderzoek is om suggesties aan te reiken die tot verbetering van de werkwijze kunnen leiden. Het gaat daarmee om de doorontwikkeling van de werkwijze om te komen tot een betekenisvolle afdoening, het bereiken van optimale afstemming gelet op de personele krapte bij de betrokken organisaties en de mogelijkheden van plaats- en tijdonafhankelijk werken. Dat alles moet plaatsvinden binnen het geldende strafrechtelijke en rechtsstatelijke kader. De centrale onderzoeksvraag is: Op welke wijze kan het ZSM-proces worden (her)ingericht om de doelstelling om VVC zaken zo snel, zorgvuldig en betekenisvol mogelijk af te doen beter te realiseren?
De doelstelling van het onderzoek is om concrete handvatten te bieden die eraan kunnen bijdragen dat (1) de doorlooptijd van ZSM zaken wordt bekort, (2) de toename werkvoorraden wordt beperkt en (3) randvoorwaarden worden gecreëerd waardoor de ambitie om zaken betekenisvol af te doen beter kan worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Arrondissementsparket Noord-Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd door Heinrich Winter, Bert Marseille, Marc Wever en Paulien de Winter en met hulp van student-assistenten Claudia Dijkstra en Sanne van der Kamp.
Analyse ombudsprudentie - behoorlijkheidsnormen (2021)
‘Behoorlijkheid’ is de norm waaraan de Nationale ombudsman het handelen van de overheid toetst. Rapporten van de Nationale ombudsman resulteren in een kwalificatie van het overheidshandelen waarover een klacht is ingediend. De conclusie kan zijn dat het overheidshandelen behoorlijk of onbehoorlijk is. In het eerste geval is de klacht ongegrond, in het tweede geval is de klacht gegrond. Rapporten van de Nationale ombudsman vermelden ook altijd waarom het overheidshandelen (on)behoorlijk is en de klacht dus wel of niet gegrond. In de afgelopen decennia is een groot aantal criteria ontwikkeld op basis waarvan wordt beslist of het handelen waarover een klacht is ingediend al dan niet behoorlijk is. In de loop van de jaren zijn deze criteria aangepast en uitgebreid. De uiteenlopende criteria vormen tezamen de behoorlijkheidsnormen waaraan de Nationale ombudsman overheidshandelen toetst. Aan deze normen kan worden afgelezen met welke normatieve blik de ombudsman naar de relatie tussen burger en overheid kijkt. Veranderingen in de gehanteerde criteria geven gewijzigde opvattingen weer over de eisen waaraan een overheid moet voldoen, wil haar handelen als behoorlijk kunnen worden gekwalificeerd. Het onderzoek is uitgevoerd door Paulien de Winter en Bert Marseille in opdracht van de Nationale ombudsman. Zij werden ondersteund door student-assistenten Joachim Bekkering, Anne Bennenbroek en Christa Mulder.
Evaluatie wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (2019-2020)
Sinds 1 maart 2017 geeft artikel 14 lid 4 RWN de minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid het Nederlanderschap in te trekken van uitreizigers die zich vrijwillig hebben aangesloten bij een terroristische organisatie die een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Deze bevoegdheid is toebedeeld aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De wijziging van de RWN komt voort uit het Actieplan integrale aanpak jihadisme, dat onderdeel uitmaakt van het contraterrorismebeleid van de regering. Doel van de wetswijziging is de bescherming van de nationale veiligheid. Dit wordt bewerkstelligd door intrekking van het Nederlanderschap van deze categorie uitreizigers. Door het intrekken van het Nederlanderschap, gecombineerd met een ongewenstverklaring, wordt bewerkstelligd dat uitreizigers niet legaal terugreizen naar Nederland. Op deze wijze wordt de feitelijke terugkeer bemoeilijkt. Tijdens de behandeling van de wetswijziging in de Eerste Kamer heeft de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie toegezegd dat artikel 14 lid 4 RWN drie jaar na inwerkingtreding zou worden geëvalueerd om vast te stellen of de bepaling na de vervaldatum (1 maart 2022) zal worden gehandhaafd, al dan niet in gewijzigde vorm. Het onderzoek is – in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum – uitgevoerd door Viola Bex-Reimert, Bert Marseille, Marc Wever, Heinrich Winter en Paulien de Winter.
Slimme handhaving in de praktijk (2019-2020)
Paulien de Winter en Marc Hertogh (Onderzoeksgroep Handhaving van Onderop) zijn in het verlengde van de publicatie Slimme Handhaving gestart met de ontwikkeling van een analyse instrument voor het vaststellen van het individuele profiel van cliënten. ‘Slimme handhaving’ is een nieuw perspectief op handhaving in de sociale zekerheid. Het uitgangspunt van ‘slimme handhaving’ is dat bij de inrichting van de handhavingsrelatie zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met het individuele profiel van de burger. Om medewerkers te helpen bij het vaststellen van het profiel van uitkeringsgerechtigden is een elektronisch analyse instrument ontwikkeld. In een kleinschalig pilot-onderzoek is deze getest bij één uitvoeringsinstantie. De eerste ervaringen van uitkeringsgerechtigden en medewerkers met het analyse instrument zijn positief. Het onderzoek is uitgevoerd met financiële ondersteuning van Instituut Gak.
Onderzoek misbruikrisico’s WW en ontwikkelen afwegingskader (2019)
Vanaf oktober 2018 zijn er meerdere brieven door de minister van SZW aan de Tweede Kamer gestuurd over het onderwerp Uitkeringsfraude WW en zijn er verslagen van de overleggen met de Tweede Kamer. Op 11 oktober 2018 is hierover een debat geweest met de minister van SZW in de Tweede Kamer. In het debat werd door alle politieke partijen benadrukt dat fraude met WWuitkeringen onacceptabel is. Een ander terugkerend punt in de Kamer was de vraag in hoeverre het UWV in staat is om zijn handhavingstaak naar behoren te vervullen. Naast een verantwoording voor het gevoerde beleid lichtte de minister de maatregelen toe die het UWV met SZW heeft afgesproken om fraude beter te bestrijden. Enkele van die maatregelen zijn intensievere controle op adressen,
registratie van tussenpersonen en een extern onderzoek naar de frauderisico’s in de uitvoering van de WW en de ontwikkeling van een afwegingskader. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen; het inzichtelijk maken van de risico’s en het ontwikkelen van een afwegingskader. Het onderzoek in opdracht van van Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is in samenwerking met KPMG uitgevoerd door Gijs Vonk en Paulien de Winter.
Tussen de regels (2014-2019)
Een strenge aanpak van uitkeringsfraude staat al jaren hoog op de politieke agenda. Fraude met belastinggeld stuit iedereen tegen de borst en opsporing en boetes leveren veel op. Maar wat gebeurt er binnen de uitvoeringsinstanties? Hoe gaan medewerkers om met de regels en met de uitkeringsgerechtigden? In dit onderzoek is gekeken naar de uitvoering van socialezekerheidswetgeving door medewerkers van gemeenten (sociale diensten) en het UVW. Het onderzoek biedt een blik achter de deur van de spreekkamers. Er zijn grote verschillen in de manier waarop sociale diensten en UWV Werkbedrijven wetgeving over sociale zekerheid handhaven. Medewerkers verschillen in hoe ze de regels toepassen en hoe ze reageren op overtredingen. Het onderzoek is uitgevoerd door Paulien de Winter.
Handhaving van Onderop - Slimme handhaving (2014-2018)
Naleving van de regels op het gebied van sociale zekerheid en werk is belangrijk voor een economisch krachtig en sociaal Nederland met werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Maar hoe zorg je ervoor dat iedereen zich aan de regels houdt? In dit onderzoek bekijken we verschillende handhavingsinstrumenten, analyseren we de effecten van deze instrumenten, en ontwikkelen we op basis van deze gegevens een model voor ‘effectief handhaven’. Anders dan in het meeste onderzoek tot nu toe, beoordelen we in dit onderzoek de verschillende handhavingsinstrumenten niet ‘van bovenaf’, maar ‘van onderop’. Het onderzoek draait om de volgende centrale vraag: Hoe beïnvloeden verwachtingen en opvattingen van burgers over de uitvoeringsinstanties binnen de sociale zekerheid de instrumenten die handhavers kiezen; wat betekent dit voor het nalevingsniveau; en hoe zou – in dit licht – een model voor ‘effectief handhaven’ eruit kunnen zien? Om dit te onderzoeken, voeren we gesprekken met handhavers en burgers in focusgroepen, houden we een landelijk representatieve enquête onder burgers, en voeren we vijf uitgebreide casestudies uit bij alle betrokken uitvoeringsinstanties. Dit betekent dat de onderzoekers belangrijke dossiers bekijken, ‘meelopen’ met een aantal handhavers, en praten met zowel handhavers als burgers. Tenslotte leggen we onze bevindingen voor aan mensen uit de praktijk en andere deskundigen. Het onderzoek is uitgevoerd door Marc Hertogh, Heinrich Winter, Heleen Weyers, Willem Bantema en Paulien de Winter.