Nathanje Dijkstra

Promovendus
Cultuurgeschiedenis
Onderzoeker
Cultuurgeschiedenis
n.d.dijkstra@uu.nl

Making up incapacity for work? How government officials, medical experts and disabled workers brought incapacity for work into being in the first Dutch social security law (1901-1967)

Arbeidsongeschiktheid wordt vaak in verband gebracht met een gehandicapt lichaam of psychisch leed, en wordt veelal beschouwd als een kwestie van individueel ongeluk dat onvermijdelijk tot armoede leidt. Historici van de verzorgingsstaat hebben zich dan ook vooral afgevraagd hoe gemeenschappen ertoe zijn overgegaan om dat individueel leed gezamenlijk te dragen. Onderzoekers en activisten binnen Disability Studies hebben dit idee van arbeidsongeschiktheid, en in bredere zin handicap, als individueel probleem betwist en wijzen op de sociale constructie van deze categorieën. Arbeidsongeschiktheid komt voort uit een geïndustrialiseerde en kapitalistische werkomgeving die niet erkent dat werk op allerlei verschillende manieren verricht kan worden.                         

Ondanks de betwiste aard, is arbeidsongeschiktheid een concept dat mensen gebruiken. Het wordt gemeten en gekwantificeerd. Het is het onderwerp van medische training, zorg en revalidatie. Het biedt een grond voor het ontvangen van uitkeringen. Het is een fenomeen dat mensen geheel of gedeeltelijk kunnen belichamen. Het kan worden overdreven of gesimuleerd. Het kan ook een bron van verdriet, pijn of medelijden zijn. Kortom, arbeidsongeschiktheid bestaat en het fungeert als menselijke classificatie en een basis waarop iemand recht heeft op een uitkering.
                            
Maar zoals onderzoekers en filosofen in Wetenschaps- en Techniekstudies hebben vastgesteld zijn menselijke classificaties geen vaststaande natuurlijke fenomenen. De kenmerken worden voortdurend veranderen en aangepast en veranderen door het onderzoek wat we ernaar doen. Classificaties worden zodoende niet ontdekt en beschreven, maar gemaakt.                             

Mijn onderzoek biedt een nieuwe kijk op de manieren waarop arbeidsongeschiktheid historisch tot stand werd gebracht in de medisch-juridische praktijken van de eerste sociale zekerheidswet in Nederland, de Ongevallenwet (1901-1967). Ik houd mij bezig met vragen als: Hoe werd arbeidsongeschiktheid geproduceerd bij de uitvoering van de Ongevallenwet? Hoe voerden de belangrijkste actoren (overheidsfunctionarissen, medische experts en arbeidsongeschikte werknemers) arbeidsongeschiktheid uit in hoger beroepszaken? En wat vertellen deze praktijken van arbeidsongeschiktheid ons over de geschiedenis van de verzorgingsstaat, van medische expertise en van handicap en werk?