Lisette ten Haaf doet onderzoek naar de regulering van voortplanting en reproductieve biotechnologie. Haar proefschrift, Regulating Non-Existence. The Legal Conceptualisation of the Future Child in the Regulation of Reproduction, handelt over de vraag hoe we het toekomstige, nog niet-verwekte kind in het recht kunnen duiden, als door onze inmenging om het toekomstige kind te beschermen het kind in kwestie nooit geboren zal worden. In verschillende reguleringskaders (bijvoorbeeld rondom PGT, toegang tot vruchtbaarheidsbehandelingen en het verbod op klonen en kiembaanmodificatie) wordt een beroep gedaan op de belangen van het toekomstige kind. In haar proefschrift bekritiseert Ten Haaf deze 'in het belang van het toekomstige kind'-constructie en ontwikkelt ze een alternatief theoretisch kader dat het mogelijk maakt om toekomstig menselijk leven te adresseren in onze normatieve discussies over en in de regulering van reproductieve biotechnologie. Voor haar proefschrift ontving Ten Haaf in 2025 de Goudsmitsprijs van de Vereniging voor Gezondheidsrecht.
Daarnaast doet Lisette ten Haaf ook onderzoek naar de juridische positie van het ongeboren leven in de bredere zin, dus zowel het toekomstige als het ongeboren kind. Hierbij staat in het bijzonder de vraag central hoe nieuwe verschijningsvormen van het ongeboren, menselijk leven, die ontstaan door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, het bestaande juridische kader onder druk zetten. Ze heeft over veel verwante thema's geschreven, zoals het recht op afstammingsgegevens in het geval van MRT, de prenatale ondertoezichtstelling en gedwongen anticonceptie.
Ook is ze betrokken bij het internationale onderzoeksproject ‘ART-Equal’ van Norfam (Nordic centre for comparative and international family law) over de rol van gender en huwelijkse staat in de regulering van (toegang tot) vruchtbaarheidsbehandelingen en het verkrijgen van ouderschap in de context van medisch geassisteerde voortplanting.