BARWAGE onderzoekt het potentieel van collectieve onderhandelingen als instrument om adequate minimumlonen in de Europese Unie te waarborgen. Het onderzoekt de omvang van vier loonvormingsstadia: het nationale niveau, collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfstakniveau, collectieve arbeidsovereenkomsten op ondernemingsniveau en individuele loonvorming. Vanwege de ongelijke cao-dekking in de EU wordt het belang van de vier gebieden geanalyseerd per land, per bedrijfstak en per onderhandelingsniveau. BARWAGE past kwantitatieve en kwalitatieve methoden toe. Het richt zich op de EU27-landen en gebruikt gegevens van de Structure of Earnings Survey 2018 van EUROSTAT om vast te stellen welk deel van de werknemers die minder dan 105% van het wettelijk minimumloon verdienen (of een toegerekend minimumloon voor landen zonder minimumloon) onder collectieve onderhandelingen in de sector of in de onderneming vallen. Aan de hand van gecodeerde gegevens van 900 cao's uit 9 EU-landen (AT, BG, CZ, EE, ES, IT, FR, NL, PT) worden de aanwezigheid en de aard van loonschalen in de sectorale en ondernemings-cao's geanalyseerd. Voor de cao's met loonschalen worden de microgegevens van EUROSTAT gebruikt om de verdeling van de werknemers over de loonschalen te schatten. Als in de cao's geen loonschalen zijn overeengekomen, worden technieken voor tekstextractie uit de cao's toegepast en interviews met de ondertekenaars van de cao's gehouden om alternatieve loonvormingsgebieden te identificeren. Om het inzicht in het effect van collectieve onderhandelingen op de lonen te verdiepen, zullen gegevens op nationaal niveau worden gebruikt om de loonarena's in twee EU-landen, één met en één zonder wettelijk minimumloon (Nederland en Italië), in detail vast te stellen. Het consortium omvat vier partners, gevestigd in Nederland (2x), Italië en Slowakije, samen met 11 onderzoekers en 2 organisatie- en communicatiespecialisten. ETUI in Brussel en de Nederlandse AWVN treden op als geassocieerde partners. Het project duurt 2 jaar (2022-'24) en omvat 6 werkpakketten. De resultaten worden verspreid en besproken in virtuele seminars, in 7 rapporten en in nieuwsbrieven en online activiteiten.