Passie en Inspiratie: academisch Onderwijs
In de sollicitatiebrief die ik schreef toen ik 2003 solliciteerde naar de post van hoogleraar privaatrecht aan de UU, schreef ik:
“Mijn visie op de invulling van de leerstoel is in een soort ‘mission statement’ kort samen te vatten als: Het onderzoeken en onderwijzen van het burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht vanuit hun onderlinge samenhang en vanuit de fundamenten (met aandacht voor bijvoorbeeld rechtsvinding), gericht op de hoofdlijnen (beginselen en overkoepelende thema’s) en op het blootleggen van de werkelijke argumenten binnen de vaak noodzakelijke belangenafweging (wat schuilt er uiteindelijk echt achter de gekozen oplossing?). Het gaat mij dus minder om de bestudering van de gedetailleerde uitwerking van bepaalde regels op bepaalde terreinen. (…) Binnen het materiële privaatrecht zal ik mij met alle plezier bezig blijven houden met het aansprakelijkheidsrecht, want de vragen die op dat terrein spelen en nieuw opkomen, blijven mij inspireren. Via het onderwijs hoop ik mijn passie voor dit vak en voor het procesrecht te kunnen overbrengen.”
Eigenlijk is met dit citaat nog steeds heel veel, en in elk geval het belangrijkste gezegd als het gaat over mijn visie op onderwijs én onderzoek, want mijn onderwijsvisie verschilt niet van mijn overkoepelende, algemene visie op het uitoefenen van het vak van hoogleraar. De reden daarvoor is dat onderwijs en onderzoek een integraal onderdeel uitmaken van dat vak. Een scheiding aanbrengen tussen beide is dan niet verstandig. Wat ik toen schreef, is ook nog steeds accuraat wat mijn visie op het academisch onderwijs betreft. Laat ik een aantal aspecten nader toelichten.
Het kernwoord is passie. Zonder passie doet geen mens echt goed wat hij of zij doen moet. Academisch onderwijs begint dus met passie, passie voor het vak voor de onderwijsfunctie die iemand vervult. Die passie wil ik overbrengen. Passie vertaalde zich dan in het verleden, om een voorbeeld te geven, in het openstellen van een ‘honours-werkgroep’ naast het vak Kernvak Privaatrecht voor eerstejaars rechtenstudenten, om zo een forum te bieden aan die studenten die ook al in hun eerste jaar iets extra’s willen doen. Een forum dat gericht is op de student die zelf het meeste werk doet (presentaties houden; papers schrijven), maar waarbij de gezamenlijke discussies over het privaatrecht eigenlijk de hoofdmoot vormen, omdat daar ook dingen geanalyseerd kunnen worden die in een eerstejaars hoorcollege niet passen. Zo’n forum is het waard om (ook extra) voor te werken, omdat deze studenten een dankbaar publiek vormen.
Zo’n ‘honours-werkgroep’ is ook een makkelijke manier om mijn voornaamste doel bij het geven van onderwijs te bereiken, namelijk: inspireren. Dat is waar ik naar streef. Een docent zal en kan uiteindelijk slechts een beperkte bijdrage aan de studieresultaten van de studenten leveren; waarmee hij of zij dan het meeste bereikt, is met het bieden van inspiratie, inspireren op zodanige wijze dat de student vervolgens zelf aan de slag gaat. Doet die student dat, zoals de studenten van de honours-werkgroep dat deden, dan komt het helemaal goed, want met gepassioneerd en geïnspireerd hard werken kan de student de eindstreep halen. Hierin schuilt dan overigens ook meteen de belangrijkste uitdaging als het gaat om academisch onderwijs: hoe inspireer ik een grote collegezaal op de Uithof? Hoe laat ik die groep mijn passie zien? Dat vergt steeds opnieuw veel voorbereiding en hard werken. De vragen die ik van studenten gedurende pauzes en na afloop van colleges krijg, sterken mij in de gedachte dat in elk geval een deel van die studenten geïnspireerd zijn geraakt.
Omdat inspireren mijn ultieme doel is, ben ik inhoudelijk vooral bezig met de grote(re) lijnen. Het gaat mij niet direct om de bestudering van de gedetailleerde uitwerking van bepaalde regels op bepaalde terreinen op een bepaald moment, maar om de ‘big picture’. Het hoorcollege dient daarbij als eerste aanzet voor het aanbrengen van de structuur binnen een vak en binnen het onderwerp van die week – en in een inleidend vak moet er ook gewoon stof besproken worden – maar vooral ook dient het om de maatschappelijke relevantie van wat besproken wordt, de achtergronden, te schetsen. Idealiter biedt het hoorcollege de onderlinge samenhang en de fundamenten van een rechtsgebied of leerstuk, waarbij ik dan zelf ook nog graag iets kwijt wil over hoe het recht tot stand komt in de echte wereld (via aandacht voor rechtsvinding), daarin uitpakt (welke mogelijke effecten hebben regels?) en welke rol de spelers daarin hebben. Zo’n collegereeks, het liefst met een rode draad, is dus gericht op de hoofdlijnen, de beginselen en enkele meer algemene thema’s en op het blootleggen van de werkelijk relevante argumenten binnen de juridische belangenafweging. Het wegen van argumenten, en het kritisch te werk gaan, dat wil ik overbrengen. De juridische regels veranderen immers regelmatig, maar je academische houding neem je een leven lang mee. Vanuit mijn passie hoop ik, kortom, in mijn contacten met studenten inspiratie te bieden zodat zij via zelfstandig werken academische gevormd worden.
Voor wat betreft werkvormen nog dit. Werkgroepen zijn wat mij betreft belangrijker dan hoorcolleges, want daarin kan de student echt zelf aan de slag. Dat is nodig, want inspiratie vereist ook ‘transpiratie’, met name ook van de student, in reactie op wat de docent te bieden heeft. Om geïnspireerd te kunnen raken moet de student zelf aan het werk zijn en gaan; de werkgroep is het middel daarvoor. Binnen die kleinschalige setting kan de docent inspireren en kan de student zijn eigen passie ontwikkelen.
Hiermee zijn ook de contouren van hoe ik tot onderwijsvernieuwing kom, geschetst. Ik ben de afgelopen jaren bezig o.a. geweest om het bachelorvak Verdieping aansprakelijkheidsrecht (VAR) en het mastervak Capita Selecta Privaatrecht (CSP) op te zetten. Daarbij heb ik ingezet op onderwijs dat ruimte biedt voor inspiratie, voor achtergronden en grote lijnen, en waarbij de student een gelegenheid krijgt zijn academische houding aan te scherpen en verbeteren, naast het zich eigen maken van bepaalde inhoudelijke thema’s. In het vak VAR doe ik dat, met college Engelhard, in kleine werkvormen, zonder hoorcolleges, op socratische wijze, zoals ik het zelf onderwijs genoten heb gedurende mijn studie aan New York University (NYU). Een andere vernieuwende onderwijsbijdrage betreft het ontwikkelen van het vak CSP. Dat is een vak waarin studenten niet een bepaald vakgebied gedoceerd krijgen gedurende tien weken, maar in die periode volgen zij een drietal modules naar keuze over drie specifieke thema’s of deelonderwerpen waarbij zij in zeer korte tijd (drie weken) op dat ‘kleine’ onderwerp zeer sterk de diepte ingaan, gekoppeld aan veel zelfstudie. De gedachte is dat de student zich zo, naast de inhoud, eigen maakt om nieuwe onderwerpen snel onder de knie te krijgen, net zoals zij dat straks in de beroepspraktijk moeten kunnen. Dat vak vormt sindsdien de kern van de hernieuwde master Privaatrecht. De in deze vakken gevolgde lijn heb ik tevens doorgetrokken naar het Excellent Master Tracé (EMT), het honoursprogramma voor de beste juridische masterstudenten, dat ik met collega Marian van Gestel enige jaren geleden heb opgebouwd.