Over de taalverwervingsprocessen tijdens het literaire lezen is weinig empirische kennis beschikbaar. Dit geldt meer in het bijzonder voor de interactie tussen scholieren en gedichten. Tegelijkertijd is in de bovenbouw havo/vwo van motiverend en effectief poëzieonderwijs nauwelijks sprake, ondanks het belang dat docenten hieraan zouden hechten (Oberon 2016). Leesvaardigheidsonderwijs is in de Nederlandse onderwijscontext het leren lezen van zakelijke teksten, met een zwaar accent op leesstrategieën. De beoogde havo- en vwo-eindtermen voor literatuur, het kunnen lezen, begrijpen, interpreteren en evalueren van (redelijk) complexe literaire teksten, worden voor poëzie over het algemeen niet gehaald.
Door te onderzoeken en beschrijven hoe leerlingen in havo 4/5 en vwo 4/5/6 poëzie lezen, in contrast met zakelijke en verhalende teksten, hoop ik nieuwe aanknopingspunten te vinden voor een effectieve en motiverende poëziedidactiek, waarmee docenten kunnen worden geprofessionaliseerd en het literaire lezen door leerlingen kan worden ontwikkeld en verdiept.
Het onderzoeksproject bestaat uit een beschrijvend onderzoek en een ontwerponderzoek. Het beschrijvende onderzoek bestaat uit twee studies, een leesonderzoek en een oogbewegingsstudie, waarin leesdata worden verzameld over het lezen en begrijpen van authentieke prozateksten en gedichten.
Er wordt vervolgens een didactisch leesprogramma voor poëzie ontwikkeld, quasi-experimenteel en erna op grotere schaal getest.
In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een onderzoek uitgevoerd naar het huidige stembiljet dat wordt gebruikt bij verkiezingen en mogelijke alternatieven voor het huidige biljet.