In zijn onderzoeksactiviteiten begeeft Kristen zich vooral op de volgende vlakken: fundamenteel materieelrechtelijk en procesrechtelijk onderzoek, de Europeanisering van de strafrechtspleging zoals tot uitdrukking komend in de ontwikkeling van het Europees strafrecht en de doorwerking daarvan in de nationale rechtsorde, en het bijzonder strafrecht in de wisselwerking met het materieel strafrecht en als sturingsinstrument in het sociaal-economische leven. Voorbeelden van onderzoeksthema’s binnen dit verband zijn legaliteit, schuld en causaliteit. Voor de jaarvergadering van de Nederlandse Juristen-Vereniging van 2010 schreef Kristen een preadvies over maatschappelijk verantwoord ondernemen en strafrecht.
Ter zake van het Europees strafrecht kan worden gewezen de bestudering van de wijze waarop strafrechtelijk relevante voorschriften van de Europese Unie doorwerken in de nationale strafrechtspleging. Het gaat daarbij niet alleen om de wijze van implementatie van Europese voorschriften en daaraan te stellen eisen, bijvoorbeeld op het terrein van politiële en justitiële samenwerking. Ook komen aan bod de instrumenten die de strafrechter ter beschikking staan om de werking van voorschriften met een Europese origine te waarborgen. Zo kunnen verdachten onder bepaalde voorwaarden een beroep doen op een Europese richtlijn om strafbaarheid te voorkomen.
Voor wat betreft het bijzonder strafrecht spitst het onderzoek zich toe op handel met voorwetenschap op financiële markten en witwassen.
Een nadere aanduiding van de aandachtsgebieden kan worden verkregen via de publicatielijst.
De vraag die in dit onderzoek centraal staat, luidt:
Hoe ziet de praktijk van de besluitvorming van de strafrechter ten aanzien van de afdoening van de voeging benadeelde partij in het strafproces er anno 2016 uit?
Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen:
Sportschoenen, benzine, koffie, smartphones. Veel van onze dagelijkse producten worden geproduceerd in het buitenland. Soms onder omstandigheden die wij hier in Nederland niet acceptabel zouden vinden. Dit roept ethische, politieke én juridische vragen op. Hoe ver reikt de maatschappelijke verantwoordelijkheid van Westerse ondernemingen die deze producten, veelal tegen lage kosten, laten produceren in minder ontwikkelde gastlanden en hier op de markt brengen? Rust er op hen een zorgplicht om te voorkomen dat hun eigen activiteiten, of die van hun lokale dochtermaatschappijen of toeleveranciers, resulteren in schade aan mens en milieu in de betreffende gastlanden? En als zulke schade ontstaat, kunnen deze internationaal opererende ondernemingen daarvoor dan in hun Westerse thuislanden aansprakelijk gesteld worden?
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar zorgplichten van Nederlandse internationaal opererende ondernemingen inzake IMVO. Gekeken is naar relevante Nederlandse regelgeving en rechtspraak op het gebied van het ondernemingsrecht, het civiele aansprakelijkheidsrecht en het strafrecht. Daarnaast is bekeken hoe deze juridische status quo zich verhoudt tot de UN Guiding Principles en tot de stand van zaken in de ons omringende landen, alsook wat de invloed is van IMVO-gerelateerde regelgeving en rechtspraak op het vestigingsklimaat in die landen.
Dit onderzoek is verricht door onderzoekers van het Utrecht Centre for Accountability and Liability Law in opdracht van het WODC.
Conference and conference proceedings ‘Choice of forum in cooperation against EU financial crime’, co-financed by the European Commission under the Hercule II Programme and organized in close cooperation with OLAF and Eurojust.
Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de mogelijkheden tot herziening van de Nederlandse wrakingsprocedure