"Zowel vanuit het recht als vanuit de ethiek moeten nog hele belangrijke vragen worden beantwoord"

Gerben Meynen over neuromodulatie van het criminele brein

Onderzoek naar biologische oorzaken van crimineel gedrag was ooit omstreden, maar dit taboe lijkt de laatste decennia grotendeels verdwenen. Het Pieter Baan Centrum, waar verdachten van ernstige delicten door gedragsdeskundigen worden onderzocht, pleit voor het vaker gebruiken van hersenscans in de rechtzaal. Want hersenschade zou een aanzienlijk deel van het criminele gedrag kunnen verklaren, en ook de kans op recidive kunnen voorspellen. Daarnaast zou hersenstimulatie – ofwel het actief ingrijpen in het brein van (potentiële) daders – agressief gedrag kunnen tegengaan en hiermee een rol kunnen spelen in de preventie van criminaliteit en de resocialisatie van veroordeelden. Gerben Meynen, hoogleraar Forensische psychiatrie, en onderzoeker Sjors Ligthart (beiden verbonden aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen) spraken bij Nieuwsuur over de mogelijkheden en valkuilen van forensische neurotechnologie.

Een goed voorbeeld van het nut van een hersenscan in de rechtzaal vormt de zaak tegen de afperser van John de Mol in 2014. Uit deze scan bleek hersenschade als gevolg van dementie. Omdat er een duidelijk verband was tussen de dementie en zijn gedrag, kreeg hij strafvermindering. Een stap verder echter gaat neurostimulatie, waarbij via elektroden het brein wordt getriggerd om minder agressief, mogelijk crimineel gedrag te vertonen. Hierbij zijn echter vraagtekens te plaatsen, zegt Sjors Ligthart: "Het kan mooi zijn vanuit het perspectief van behandeling, resocialisatie en veiligheid, maar kan ook fundamentele vragen oproepen in het licht van mensenrechten. Als nieuwe technieken, zoals hersenstimulatie, direct in kunnen  grijpen in ons brein en en daarin mentale processen en het gedrag gaan veranderen, dan zet het als het ware de geestelijke vrijheid van die persoon deels buiten spel. En daar moet je over nadenken vanuit ethisch en juridisch perspectief."

Gerben Meynen denkt niet dat je, zoals hijzelf, psychiater en ethicus hoeft te zijn om het spanningsveld te voelen. "Moeten we dit wel willen? Het gaat om een veilige samenleving, maar óók om een rechtvaardiger samenleving." Wel meent hij dat, als het forensisch gedragsonderzoek erbij gebaat is, de mogelijkheid voor aanvullend hersenonderzoek zeker benut moet worden, want de rechter kan daar veel aan hebben, zoals bleek in de zaak-De Mol. "Je ziet ook dat het hersenonderzoek een rol kan spelen bij de inschatting van het recidivegevaar", zegt Meynen, verwijzend naar diezelfde zaak. "Er was sprake van een ernstige vorm van dementie, en die dementie wordt steeds erger, totdat iemand niet langer de (cognitieve) vermogens heeft om een delict te plegen. Daardoor wordt het risico op herhaling lager. En ook voor de behandeling is het nuttig, om ervoor te zorgen dat iemand in de juiste setting komt." 

Als je tegen iemand in detentie zegt: 'U mag alleen naar buiten als u de neuro-modulatie accepteert die uw brein verandert en u minder agressief maakt', en die persoon zegt ja, heeft hij dan een een vrije beslissing genomen?

Gerben Meynen in Nieuwsuur

Hij beschijft een nieuwe manier om op basis van informatie uit iemands brein beter recidive te kunnen inschatten. "Je laat iemand allerlei taakjes doen, en vraagt een algroritme om op basis van al die beelden te voorspellen of iemand gaat recidiveren. In dat onderzoek konden ze inderdaad beter-dan-kans, maar zeker niet perfect, voorspellen wie er in een periode van vier jaar na vrijlating opnieuw gearresteerd zou gaan worden. Maar het staat in de kinderschoenen, dat is goed om te bedenken." Dat geldt al helemaal voor de inzet van neurotechnologie om bepaald crimineel gedrag te corrigeren, in de vakliteratuur neuro-correctives genaamd. "Ik gebruik weleens de term neuro-science fiction."

Het taboe op biologische oorzaken achter crimineel gedrag zoals in de tijd van de Leidse criminoloog Wouter Buikhuisen (eind jaren zeventig) is weliswaar al zeker twintig jaar weg, zegt Meynen. "Maar we moeten heel goed nadenken over hoe we brein en strafrecht met elkaar verbinden. Heel gauw kom je namelijk op fundamentele rechten, zoals het recht op privacy, dat geldt zeker bij informatie uit iemands brein halen. Bij hersenstimulatie kom je op het terrein van lichamelijke integriteit, zelfs mentale integriteit. Als je tegen iemand in detentie zegt: 'U mag alleen naar buiten als u de neuro-modulatie accepteert die uw brein verandert en u minder agressief maakt, en die persoon zegt ja, heeft hij dan een een vrije beslissing genomen? Of is het eerder An offer you can't refuse. Dat is heel moeilijk, en specifiek aan het gebruik van dit soort invasieve technologie in het strafrecht. Deze technologieën stellen ons voor hele nieuwe uitdagingen, en zowel vanuit het recht als vanuit de ethiek moeten nog hele belangrijke vragen worden beantwoord. En dat proberen wij vanuit ons onderzoek te doen."

Zie de aflevering van Nieuwsuur van 17 oktober 2022

Gerben Meynen is hoogleraar Forensische psychiatrie aan het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen. Zijn onderzoek richt zich met name op toerekeningsvatbaarheid en neurorecht.

Sjors Ligthart is postdoc op de NWO-project Law and Ethics of Neurotechnology in Criminal Justice (LENC), waarin ethici en juristen samen onderzoek doen naar verantwoord gebruik van neurotechnologie in het strafrecht om recidive te verminderen.