Waarom er volgens Jan Broersen altijd iets zal ontbreken aan AI
Jan Broersen in NRC
Hoewel de ontwikkeling van Artificial Intelligence enorm snel gaat, zal het mensen volgens hoogleraar Kunstmatige intelligentie Jan Broersen nooit helemaal kunnen vervangen. In de NRC vertelt hij waarom.
AI en ethiek
Binnen onze samenleving wordt het gebruik van Artificial Intelligence (AI) steeds gewoner – een ontwikkeling die veel ethische vraagstukken oproept. "Iedereen heeft het over AI en ethiek, maar bijna niemand doet er wat aan. Althans, het wordt meestal benaderd als een sociaal of juridisch probleem. Moeten we zelfrijdende auto’s eigenlijk wel op de weg willen? Hoe moeten we dat juridisch inpassen? Wanneer zijn fabrikanten aansprakelijk?", zegt Broersen.
Zelf is Broersen juist bezig met de vraag of we morele verantwoordelijkheid in AI-systemen kunnen programmeren. "Ik wil weten: hoe operationaliseer je bestaande theorieën over ethiek en hoe stop je die in een machine zodat die weet hoe hij moet omgaan met situaties waarin morele overwegingen belangrijk zijn."
Morele bron
Ook al gaan de ontwikkelingen snel, het blijven machines die door mensen gemaakt zijn. "Wij blijven degenen die bepalen hoe een regel moet worden geïnterpreteerd. Een machine doet uiteindelijk niets anders dan instructies volgen die wij erin hebben gestopt. Overigens, dit geldt voor de machines die we nu gebruiken. Het is niet uitgesloten dat het ooit wél zal kunnen."
Toch denkt Broersen dat AI altijd iets zal missen wat echte mensen wel hebben: een moreel kompas. "Ik denk dat er toch iets blijft ontbreken, namelijk de morele bron. Bij ons zijn dat de rede en de gemeenschap, beide maken ons tot mens. We leren en toetsen onze morele inzichten en intuïties aan elkaar, we interpreteren regels, we nuanceren ze. Dat hebben machines niet. Je kunt veel programmeren, maar zulke morele intuïties niet."