Iris Selten over haar onderzoek naar taalontwikkelingsstoornissen

Moeder leest boekje voor aan kind © iStockphoto.com/damircudic
© iStockphoto.com/damircudic

Vijf tot zeven procent van de kinderen in Nederland heeft een taalontwikkelingsstoornis, oftewel TOS. Iris Selten (Talen, Literatuur en Communicatie) vertelde aan NEMO Kennislink over haar onderzoek naar dit fenomeen.

Speciaal onderwijs

"Ouders merken de problemen vaak als eerste: hun kind is bijvoorbeeld pas heel laat gaan praten of is moeilijk te begrijpen," zegt Selten. Toch worden zorgen van ouders vaak weggewuifd, terwijl een vroeger diagnose een kind enorm kan helpen. Zo worden kinderen met een ernstige TOS meestal naar speciaal onderwijs gestuurd, vanuit waar sommige kinderen na een tijdje weer doorstromen naar regulier onderwijs. Selten: "Taal kan voor deze kinderen een zwakke plek blijven, maar ze hebben geen behandeling meer nodig."

TOS en hersenactiviteit

Selten deed onderzoek naar de hersenactiviteit van kinderen met een TOS met behulp van MRI-scans. Ze ontdekte dat kinderen met en kinderen zonder een TOS dezelfde hersengebieden gebruiken voor het verwerken van taal. Het enige verschil tussen de groepen was dat bij het luisteren naar taal bij kinderen met een TOS iets minder sterk was dan bij de andere groep. Hoewel MRI-scans geen oorzaak van TOS kunnen aanwijzen, ziet Selten nog steeds het nut ervan in: "We hebben geconstateerd dat de taalverwerking in de hersenen van kinderen met een TOS er niet heel afwijkend uitziet, dat is hoopvol."