Edition 9, 1890: Pieter Roelf Bos, 'Bos’ Schoolatlas der geheele aarde'

In 1890 kwam de negende editie van de Bosatlas van de pers. In deze editie wordt Afrika in een snel tempo ‘ingekleurd’ door de Europese naties. Het percentage kaarten van Nederland ligt nu op zeventien procent, en er is vooral aandacht voor onze polders en de grote rivieren. Zo is er naast de hoogtekaart van Nederland een aparte thematische kaart van de Zuidplaspolder opgenomen, met bij de inhoudsopgave een uitgebreide toelichting van Bos daarop.
Dankzij de goudkoorts wordt het zuidoosten van Suriname beter in kaart gebracht. De toegenomen aandacht voor de poolstreken uit zich ook in een kaart van het Zuidpoolgebied.

Bekijk hier de digitale versie van de negende editie van de 'Bosatlas'

Kaartverschillen met de achtste editie

[Kaart I]
De dieptegegevens die uit de vorige editie verdwenen waren, komen nu, zij het summier, terug in de halfrondenkaart. Het leidt tot de eerste geïntegreerde hoogte- en dieptelegenda in de atlas. We zien hier voor het eerst de diepzeetroggen ten oosten van Japan en de Marianen. Eronder staat een eerste kaartje van de Zuidpoolstreken, waar nog niet veel op te zien is. De grijze tint erop duidt op ‘niet onderzocht gebied’. Nieuw in de atlas is een wereld-regenkaart. De halfronden zijn getekend in de gewijzigde globulaire projectie van Nell.

Detail halfrondenkaart 9e editie Bosatlas, 1890

[Kaart VIIa] en [VIIb]
Er is weer een isothermenkaart voor het hele jaar opgenomen. Deze kaart was in de vorige editie vervangen door een isothermenkaart voor januari en juli.
Dit is een zogeheten ‘iso-amplitudenkaart’: een kaart waarop de isolijnen punten met elkaar verbinden die een even groot temperatuurverschil hebben tussen de gemiddelde warmste en de gemiddelde koudste maand. Bij Werchojansk in Siberië is dat 65 °C, in de tropen minder dan 5 °C.

[Kaart X]
Op de natuurkundige Europakaart heeft het minder dan honderd vadem diepe water een helderder kleur gekregen.

[Kaart XIV]
Op de kaart Europa Staatkundig heeft men de spoorlijn van Belgrado naar Niesj (Niš) doorgetrokken naar Uskub (Skopje), en dus verbonden met Saloniki (Thessaloniki). De Trans-Kaspische spoorweg is ingetekend, en de al in 1885 aangelegde spoorweg van Perm naar Jekaterinenburg is naar Tjoemen (Tjumen) doorgetrokken, het begin van de Trans-Siberische spoorweg. In Finland ligt Uleaborg (Oulu) nu ook aan het spoor.

[Kaart XV]
De grondsoortenkaart van Nederland vervangt de twee bladen van de geologische kaart. De nieuwe kaart brengt het beeld dat we van onze schoolwandkaarten kennen, met groene kleigronden, paars veen en geel zand. Het geeft een goed overzicht. De kaart brengt ook de eenzijdig gekartelde lijnsignatuur voor dijken in toepassing.

[Kaart XVI en [XVII]
Kaart Zuidplaspolder: Bos geeft op de bladzijde van de inhoudsopgave van de atlas nog een nadere toelichting op de kaart en schema’s van de Zuidplaspolder:
‘De Zuidplaspolder (4355 HA.) is 1828-'39 drooggemalen. De bodem ligt gedeeltelijk 4.80, gedeeltelijk 5 M — AP. Het zomerpeil werd bepaald op 5.61 en 5.81 M. — AP. Langs den ringdijk is, behalve tusschen Moerkapclle en Waddingsveen, eene ringvaart gegraven. Het peil, waarop de plas vroeger werd gebonden (Zuidplaspeil), lag 1.53 M. — AP. Het water wordt nabij Kortenoord op den IJsel geloosd. De molens zijn ingericht om te kunnen malen tot op eene hoogte van den middelbaren vloed op den IJsel, d. i. 0.90 a 1.03 + AP.
Daar de Zuidplas vóór de droogmaking het water ontving van een molen van den Wollefoppenplas en ook de droogmakerijen van den Eendracht- en Tweemanspolder het recht hadden, het water van hunne ondermolens over den Zuidplas te brengen naar de bovenmolens aan de Rotte, was men niet vrij in de regeling der bemaling en moest een tusschenboezem worden gemaakt op de hoogte van het voormalig Zuidplaspeil.
Voor de bemaling zorgen 30 windmolens en 2 stoomgemalen.
Vier molens te Waddingsveen en vier aan den Kortenoord brengen het water ter hoogte van 2.14 M. op in twee afzonderlijke beneden-boezems, dus van 5.8l tot 3.67 M. — AP.
Vijf molens te Waddingsveen en vijf aan den Kortenoord brengen het water uit de benedenboezems in een gemeenschappelijkcn boezem, gevormd door de ringvaart, welker peil is 1.53 M.— AP.
(Later is een dezer vijf molens te Waddingsveen verplaatst als benedenmolen onder Nieuwerkerk a/d IJsel.
Zeven molens brengen het water uit de Ringvaart op een lagen bovenboezem, 1.28 M. boven t peil der Ringvaart, dus van l.53 op 0.25 M. — AP.
Vijf molens brengen het water van 0.25 — AP tot 1.03 M. + AP. in den hoogen boezem, van waar het door eene uitwateringsluis op den IJsel komt.
Al deze 12 molens staan nabij den Kortenoord.
De beide stoomgemalen werken geheel afgescheiden van de molenboezems en brengen tezamen het water uit den polder in den hoogen bovenboezem. Het benedenstoomgemaal brengt het van 5.81 tot 2.6l M. — AP in een tusschenboezcm, waaruit het door het bovenstoomgemaal wordt opgemalen tot in den hoogen bovenboezem. Deze tusschenboezem heeft door een duiker onder de Ringvaart door gemeenschap met het bovenstoomgemaal. Thans geschiedt de bemaling geheel door stoom.’
De hoogtekaart van Nederland is anders uitgevoerd; Bos zegt expliciet in het voorwoord, dat hij aan het werk van Anton Albert Beekman is ontleend: ‘Eene hoogtekaart, bewerkt naar die, welke voorkomt in den atlas van den heer A. A. Beekman, de eerste meer nauwkeurige hoogtekaart van ons land.’ Maar de Vaalserberg staat er nog niet op als het hoogste punt! In plaats van Rijnland is er nu een gedetailleerde waterstaatskaart van de Zuidplaspolder (XVI) opgenomen, die op twee plaatsen zijn water kwijt kon raken: via de molens ten noordwesten van Gouda op de Gouwe en, in vier trappen, via de molens bij Kortenoord op de IJssel.

[Kaart XVIII]
De kaart van de spoor- en tramwegen – die laatste zijn alleen nog op de provinciekaarten te zien – is ook op een grotere schaal uitgevoerd, vergelijkbaar met de grondsoortenkaart: op de verkeerskaart is ook vermeld of het bij rivieren open water betreft, dan wel of het vaarwater alleen via sluizen bereikbaar is. Er is dus verschil tussen blauwe en zwarte waterlopen! Vaste scheepvaartverbindingen staan er ook op, onder andere de op 15 juli 1886 geopende bootverbinding Enkhuizen-Stavoren (het spoor Hoorn-Enkhuizen was al in 1885 gereed). Er zijn drie schaalstokken aangegeven in de legenda, in kilometers, in uren gaans en in geografische mijlen: een uur gaans is ongeveer 5 kilometer, een geografische mijl ongeveer 7,4 kilometer.

Legenda kaart spoor- en tramwegen Nederland 9e editie Bosatlas, 1890

[Kaart XIX]
Op de provinciekaart van de Hollanden en Utrecht is de inzetkaart van Rijnland vervangen door een kaart van Amsterdam en omgeving. Deze laat zowel de verkeersligging als de beveiliging met forten en inundaties zien; men was al in 1881 begonnen met de aanleg van de Stelling van Amsterdam in aansluiting op de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voor het verkeer tussen Amsterdam en de Nederrijn/Waal was er de Keulsche vaart, die deels gebruik maakte van de Gaasp, de Vecht, de Vaartsche Rijn en het Zederik kanaal om bij Gorkum in de Waal/Boven Merwede uit te komen. De geplande route voor een verbeterde vaarweg (Merwedekanaal) staat al op de kaart. Een moeilijk te vinden legenda voor alle provinciekaarten staat op blad XIX. Ook op de provinciekaarten is het verschil tussen open en niet-open water aangegeven. Omdat de eenzijdig gekartelde signatuur nu voor dijken wordt gebruikt hebben de kanalen een dubbele lijnsignatuur gekregen. Plaatsen met stedelijke rechten hebben een rood vlaggetje.

Legenda provinciekaart Hollanden en Utrecht, 9e editie Bosatlas, 1890

Op de provinciekaart is er een spoorweg van Hoorn naar Medemblik gekomen en een tram tussen Hoorn en Enkhuizen; de spoorlijn naar Hoek van Holland is gereed en sluit aan op een bootverbinding naar Harwich. Nieuwe tramlijnen zijn er ook van Utrecht naar Doorn, en van Amsterdam naar Edam.

[Kaart XX]
In Friesland is de tramlijn van Joure naar Sneek gereed. In Overijssel is er een tramlijn van Hardenberg langs de Dedemsvaart naar de Lichtmis bijgekomen en in Gelderland een tramlijn van Dieren naar Arnhem, langs de Nederrijn door naar Amerongen. Qua spelling zijn alle in de achtste druk verwijderde extra o’s in open lettergrepen weer terug: Almeloo, Eksloo, etcetera.
Bij Veenendaal is de Grift door middel van een kanaal verbonden met de Lunterse Beek. De in de buurt liggende Slaperdijk is nu ook aangegeven. In het Land van Maas en Waal staan de Leeuwense Wetering en Rijkse Wetering ingetekend. De gekanaliseerde Linge kent een betere weergave.

[Kaart XXI]
In Noord-Brabant is de spoorlijn van Lage Zwaluwe naar Den Bosch aangelegd (1886-1890). In de volksmond heette deze enkelsporige lijn door de Langstraat, een belangrijk leerverwerkingsgebied, de ‘halve zolenlijn’! Nieuw is de plattegrond van de haven van Vlissingen – de schaal moet 1:12.500 zijn in plaats van 1:25.000 – met loodsen, spooremplacementen, pontons, sluizen en een droogdok als voorbeeld. Met ‘kunstweg’ zal een verharde weg bedoeld zijn. In het zuiden is een tramverbinding tussen Antwerpen en Bergen op Zoom gerealiseerd.
De kaart van de benedenloop der grote rivieren op hetzelfde blad XXI heeft dezelfde schaal als die van Amsterdam en omgeving. De belangrijkste mededeling erop staat wel erg klein vermeld: ‘Beersche Overlaat. Werkt bij rivierst. + 10m AP te Grave.’ Wanneer de rivierstand bij Grave hoger kwam dan tien meter boven Amsterdams Peil, kon het blauw gearceerde gebied overstromen. Hetzelfde gold als het Maaswater tussen Hedel en Hedikhuizen te hoog stond: dan stroomde het over de Bokhovensche Overlaat en kon weer geloosd worden via de Baardwijkse Overlaat op de buitendijkse gronden langs de Maas. De bron voor de Verlegde Maas was het Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap 1883.
Op de kaart van de grote rivieren staan ook overlaten aangegeven die het te hoog staande water van de Waal moesten lozen, bij Heerewaarden en het Fort St. Andries. Belangrijke dijken zijn benoemd: de Zeedijk bij Nuland, de Hooge Maasdijk bij het Land van Altena en Schielands Hooge Zeedijk tussen Kapelle en Moordrecht: als die brak zou heel Holland onder water komen te staan.

[Kaart XXII]
Midden-Europa: Het Kieler kanaal of Noord-Oostzeekanaal is gereed gekomen, in plaats van het Eiderkanaal dat een te kleine capaciteit had en waar geen oorlogsschepen doorheen konden.

[Kaart XXIX]
Oostenrijk-Hongarije: Er is een spoorverbinding Munkack (Mukacheve)-Lemberg (Lviv) door de Karpaten aangelegd. In Roemenië is Boekarest nu per spoor verbonden met Köstendsje; de laatste is een Turkse naam, maar de plaats heette al vanaf 1878 op zijn Roemeens Constanţa. De spoorlijn van Belgrado naar Niesj (Niš) is nu ook doorgetrokken naar Sofia, Philippopel (Plovdiv) en Constantinopel (Istanbul) en van Niesj naar Thessaloniki.

[Kaart XXX]
Rusland: Behalve de al bij de kaart van Europa (XIV] gemelde nieuwe spoorwegen is de spoorlijn van Samara naar Oefa (Ufa) erbij gekomen.

[Kaart XXXI]
Scandinavië: Denemarken en Duitsland delen een nieuwe spoorweg langs de westkust van Holstein van Husum naar Ripen.

[Kaart XXXIV]
Spanje: De spoorverbinding tussen Leon en Oviedo/Gijon over het Asturisch-Cantabrisch gebergte is nu gerealiseerd.

[Kaart XXXVI]
In Griekenland is nu ook Trikkala vanuit Volos per trein bereikbaar. Vanuit Servië lopen nu spoorlijnen naar (Thes)Saloniki en Philippopel (Plovdiv), met aansluiting op Constantinopel (Istanbul). En daarmee had de Oriënt-expres, zoals we hem kennen, van Parijs naar Istanbul kunnen rijden. Dat was echter pas vanaf 1919 het geval. De voorloper ervan ging van Parijs over Wenen, Budapest en Boekarest naar Varna, waar men zich moest inschepen om over het water naar Istanbul te reizen. De twee spoorwegen die van Smyrna vertrekken, eindigen eindelijk niet meer in het niets: de eindpunten Alasjar en Aidin worden er nu bij vermeld.

[Kaart XXXVIII]
Azië staatkundig: De Trans-Kaspische spoorlijn is doorgetrokken van Merw (Mari) naar Boechara (Buchoro) en Samarkand. Het khanaat Khiwa heeft blijkbaar toch nog enige zelfstandigheid teruggekregen in de ogen van Bos, want het heeft nu weer een eigen kleurtje, zij het voor een veel kleiner gebied.
Birma is veroverd door de Britten en in 1886 in Brits-Indië geïntegreerd. Men bleef zich in het noorden van het land echter verzetten tot 1890, en daar slaat de paarse tint voor het restgebied oostelijk van Assam waarschijnlijk op. Het gebied van het huidige Vietnam bestaat op de kaart uit drie verschillend gekleurde eenheden: Cochin China en Tonkin aangegeven als Franse koloniën en Annam als Frans protectoraat. In 1887 werd Cambodja onderdeel van de Franse ‘Unie van Indo-China’ samen met Annam, Tonkin en Cochin China, waarbij de grens Annam-Tonkin naar het zuiden wordt opgeschoven.

[Kaart XXXIX]
De kaart van de Oost-Indische archipel heeft gelukkig weer wat rustiger kleuren gekregen. We claimen een groter gebied van Noord-Borneo dan in de vorige editie. In 1891 zal de grens door een Brits-Nederlandse commissie worden afgebakend, maar die correcte grenslijn komt pas in de veertiende editie (1899) op de kaart terecht. De legenda geeft voor alle residenties en gouvernementen buiten Java een eigen kleurtje.

Legenda kaart Oost-Indische Archipel, 9e editie Bosatlas, 1890

[Kaart XLI]
Op de kaart van Afrika natuurkundig staat nu ook eindelijk de rivier Mobangi (Ubangi), de noordelijke grote zijrivier van de Kongo, ingetekend – die stond al in 1887 op een detailkaart van Midden-Afrika in het Tijdschrift van het Aardrijkskunndig Genootschap opgenomen! Daardoor weten we nu ook waar de Welle (Uélé) naar toestroomt. Het Bangweolo (Bangweulu) en Moero (Mweru) meer hebben een juistere vorm gekregen. Dat geldt ook voor de Stanley Pool. De vele op deze kaart in de vorige editie in de Algerijnse Sahara getekende rivieren zijn nu netjes in wadi’s veranderd, door er dubbele lijnen van te maken. Het oppervlak van het meer ten westen van het Victoriameer, het latere Edwardmeer, is nog sterk overdreven.

[Kaart XLII]
Afrika staatkundig: Madagaskar is nu helemaal door de Fransen veroverd. Engeland heeft de omsingeling van de Zuid-Afrikaanse republiek voltooid, en men ziet onbenoemd een klein omgrensd gebied op zijn noordoostgrens, het latere Swaziland.

[Kaart XLIV]
Noord-Amerika staatkundig: Wat in de vorige editie al had op moeten vallen, zijn de vele forten in Noord-Canada: het zijn er maar liefst 26! Blijkbaar waren de Indianen hier erg opstandig.

[Kaart XLV]
In de Republiek Amerika gaat het goed met de statenvorming: het aantal roze gebieden is met vier verminderd, wat betekent dat Washington, Montana, Lincoln (korte tijd de naam van North Dakota) en New Mexico als staat tot de unie zijn toegetreden. Dat is niet helemaal correct: Noord- en Zuid-Dakota zijn beide in 1889 toegetreden en New Mexico pas in 1912. De Canadian Pacific Railroad van Quebec tot New Westminster bij het latere Vancouver is voltooid.

[Kaart XLVI] en [XLVII]
Op het blad Zuid-Amerika is de kaart van Suriname veranderd: in plaats vanaf de kust tot 4°30’ noorderbreedte gaat de uitsnede nu tot 2°30’ noorderbreedte. In het binnenland speelde een grensconflict, omdat Frankrijk de Tapanohony als grensrivier claimde en Nederland de Lawa. Beide rivieren zijn bovenlopen van de Marowijne. In 1888 was men overeengekomen Tsaar Alexander III van Rusland als scheidsrechter in deze kwestie te vragen. Die zou pas op 25 mei 1891 uitspraak doen, ten gunste van Nederland, dat de Lawa de grensrivier zou zijn tussen de Franse en Nederlandse bezittingen en niet de Tapanahoni. Maar daar is op deze kaart al op vooruitgelopen, ook met het uitgeven van concessies. ‘De nieuwe kaart van de kolonie Suriname, op dezelfde schaal als de kaart van Middel-Europa, is bewerkt naar de niet lang geleden verschenen kaart van den heer Loth,’ zegt Bos in het voorwoord. Loth was de gouvernementslandmeter in Suriname en hij had ook een belangrijke rol gespeeld bij het uitzetten van de concessies. Er staat nog veel vegetatie-informatie op deze kaart: uitgestrekte ‘zwampen’, ‘mangrove-bosschen’, ‘savanes’, en ‘open vlakte begroeid met biezen en stoelgras’. Ook hebben we hier een nieuwe Blauwe Berg, bij de plaats Berg en Dal. Door de goudvondsten wordt het zuidoosten van het land nu wat meer uitgebreid in kaart gebracht, getuige ook alle nieuwe plaatsnamen (zie Ferjan Ormeling, ‘De weergave van Suriname in de Bosatlas 1877-1940’, in: Caert-Thresoor 25.2, 2006, p. 25-32). Eén van die nieuwe plaatsnamen is Leiden, aan de mond van de Suriname-rivier, het quarantaine-station. Ook de nieuwe rivier, in de bovenloop van de Corantijn, is veel breder en heeft dus waarschijnlijk een hoger debiet dan de andere bronrivier van de Corantijn, en zou dus ook als grens met Brits-Guyana aangemerkt moeten worden. In het westen is de plaats Nieuw-Rotterdam weggeslagen door de branding, en aan de overkant van de Nickerie-rivier opgebouwd als Nieuw-Nickerie.

Legenda kaart Suriname 9e editie Bosatlas, 1890

Op Zuid-Amerika staatkundig is in Argentinië de spoorlijn van Rosario naar Tucuman doorgetrokken tot Jujuy.

[Kaart XLIX]
Op de kaart van Nieuw-Zeeland is de spoorlijn vanuit Wellington nu doorgetrokken tot Napier en New Plymouth. In Australië is Brisbane in Queensland nu verbonden per spoor met Newcastle in New South Wales, en Melbourne in Victoria is verbonden met Adelaide in South Australia. Die laatste verbinding dateert uit 1886, toen een brug werd gebouwd over de rivier de Murray bij de plaats Murray Bridge. Het was de eerste spoorverbinding tussen hoofdsteden van Australische staten waarbij men niet hoefde over te stappen in verband met verschillende spoorbreedtes. De spoorlijn van Adelaide naar het noorden gaat nu tot aan het Eyre-meer; feitelijk werd Oodnadatta in 1890 het eindpunt van deze Great Northern Railway. De lijn van Sydney naar Bathurst was al in 1885 doorgetrokken naar Bourke aan de rivier de Darling.