'Freeska Landriucht'

Het oudste Friese boek en diens onbekende drukker

Versiering op het voorplat van de Freeska landriucht

Het Freeska Landriucht (of (Oude) Druk)) is het eerste boek dat in de Friese taal gedrukt is. Dit is tevens het enige gedrukte boek dat binnen het Oudfriese corpus van rechtsteksten bekend is, waarvan er één exemplaar in de Universiteitsbibliotheek Utrecht staat, onder de signatuur  J oct 1112 rariora. Het Freeska Landriucht roept als object veel vragen op, zoals: Waarom is dit boek gemaakt? Wie was de opdrachtgever? Wie was de drukker? En waar stond zijn pers? Hoe is dit boek vervaardigd? Al vanaf de achttiende eeuw zijn onderzoekers geïntrigeerd door het Freeska Landriucht en diens drukker. Alle publicaties hierover ten spijt, hangt er nog steeds een waas van geheimzinnigheid rondom dit bijzondere drukwerk en zijn context. Maar soms lijkt de mist zich op te lossen…

Oudfries als taal

De aanvang van de Friese taal is in nevelen gehuld. Helder is wel dat het Fries zich samen met het Engels en het Saksisch heeft ontwikkeld vanuit het West-Germaans. Deze drie talen gezamenlijk noemen we het Noordzeegermaans. In de periode 500-700 is het Fries zich van de Engelse en Saksische taalvarianten gaan onderscheiden. 

Oudfriese bronnen

Afgezien van enkele korte Anglofriese runeninscripties uit de vroege middeleeuwen en wat losse woorden in de zogenaamde Lex Frisionum (785-793/794), begint de schriftelijke overlevering in het Fries relatief laat, met een vertaling van enkele psalmfragmenten uit het Latijn, op een membrum disiectum uit mogelijk het derde kwart van de twaalfde eeuw. Ruim een eeuw later duiken de eerste Oudfriese juridische teksten op, die voortaan dominant aanwezig zullen zijn gedurende de gehele Oudfriese taalperiode. Deze bronnen zijn afkomstig uit het gehele toenmalige Oudfriese taalgebied, dat zich van oost naar west uitstrekte van de Wezer tot het Vlie. Alhoewel eerder ook de kuststrook tussen Vlie en Oude Rijn nog tot dat gebied behoorde, zijn daaruit geen Oudfriese teksten overgeleverd.

16e eeuwse foliëring

Ontfriesing

Het laatste geschreven Oudfries dateert van halverwege de zestiende eeuw, waarna het Nederlands (Nederduits) na de teloorgang van de zogenaamde Friese vrijheid (Friesland kende in de middeleeuwen lange tijd geen grafelijk gezag, geen leenstelsel en geen feodale adel) en door toenemende invloed van Saksische en Bourgondische hertogen na 1500 de schrijftaal in Friesland wordt. 

Veel geschreven, weinig gedrukt

De meeste bewaard gebleven Oudfriese bronnen zijn hoofdzakelijk overgeleverd in ongeveer elfhonderd oorkonden en zestien manuscripten. Daarnaast is er één incunabel in het Oudfries bekend, in negen exemplaren, die in de regel Oude Druk of Druk wordt genoemd, maar ook vaak het Freeska Landriucht, naar het juridische karakter van de teksten in deze wiegedruk. Met deze benaming wordt ook de – anonieme – drukker van Druk aangeduid, als de Freeska Landriucht-Drukkerij (FLD). De FLD wordt overigens, op basis van typografische analyse door Kruitwagen (1948) ook verantwoordelijk gehouden voor vijf Latijnse incunabelen (i.e. Bonaventura, Casus longi, Gobius, Statuta en Vernaker; zie voor een gedetailleerde (titel)beschrijving van deze uitgaven Schouten 2000, 186). 

Freeska Landriucht – het oudste Friese boek

Aanwijshand in de Freeska landriucht

Incunabelen zijn boeken die gedrukt zijn tussen de uitvinding van de boekdrukkunst in 1455 en 1501. Ze zijn niet voorzien van een titelpagina en gekenmerkt door handschriftelijke elementen zoals met penwerk versierde initialen. Zoals genoemd is er slechts één gedrukt boek in het Oudfries bekend. Inhoudelijk echter past het Freeska Landriucht zodanig binnen het Oudfriese corpus dat het vaak in een adem genoemd wordt met de manuscripten. 

Het staat geschreven én gedrukt…

De reden om de Oudfriese rechtsteksten eveneens in gedrukte vorm te laten verschijnen, zou kunnen liggen aan het gegeven dat de Friese vrijheid aan het eind van de vijftiende eeuw onder druk kwam te staan. In een dergelijke situatie kun je je indenken dat er een politieke behoefte is om het oude recht nog eens extra onder de aandacht te brengen, het liefst op een manier die een grote en vlug reproduceerbare oplage garandeerde. Het drukken was hiervoor natuurlijk uitermate geschikt en nog een moderne manier ook. Het Freeska Landriucht kan dus, zowel door inhoud als door zijn gedrukte verschijning, als kruiwagen voor de Friese vrijheidsideologie gezien worden. Daarnaast kan er ook een echt praktische reden aan ten grondslag liggen: een modernisering van dat oude recht stelt laat-vijftiende-eeuwse juristen beter in staat om dat recht te kunnen uitoefenen. 

De katernopbouw van het Freeska Landriucht

Het Freeska Landriucht is opgebouwd uit elf katernen, waarbij zes van de negen exemplaren een dubbelblad met een Proloog en een Register voorafgaand aan het eerste katern bevatten. Elk katern is voorzien van signaturen, bestaande uit een combinatie van een kleine letter en een Romeins cijfer (ai, aii, aiii, aiv (ook wel iiii), bi, etc.).

De eerste negen katernen hebben als letters a t/m i meegekregen, de katernen 10 en 11 de letters l respectievelijk m. De j en k ontbreken, waarbij moet opgemerkt worden dat de j als drukletter doorgaans niet gebruikt werd. Het ontbreken van de k is des te opvallender, zeker omdat dit samenvalt met een cesuur in de tekst; met katern i eindigt het deel dat aangeduid wordt als het Freeska Landriucht, op blad li begint het deel aangeduid als Rudolfsboek (Popkema 2003, 172). Er kan ook een andere oorzaak zijn: het niet gebruiken van de k als katernsignatuur zou kunnen duiden op een Romaanse druktraditie (Haebler 1925, 52). Het ontbreken van de k roept derhalve de volgende vraag op: zou het prototype of het sjabloon van het Freeska Landriucht uit meerdere manuscripten hebben bestaan of is er iets anders aan de hand? 

Latijnse glossen in een Oudfries boek

Verschillende glossen in de Freeska landriucht

In veel exemplaren van het Freeska Landriucht, is de Oudfriese tekst voorzien van Latijnse glossen die verwijzen naar het Romeins canonieke recht. Dit is wellicht eveneens een moderniseringsslag, om de inhoudelijk archaïsche Oudfriese teksten een modern of (nog immer) legitiem karakter te geven door ze te koppelen aan het “geleerde” canoniek en Romeins recht (Gildemacher 2015, 9, 10). De glossen zijn mogelijk van handschriftelijke oorsprong, aangezien ze deels ook voorkomen in het begin van de Codex Roorda (die waarschijnlijk abrupt is afgebroken bij het verschijnen van het Freeska Landriucht). Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat de opdracht tot het drukken van het Freeska Landriucht uit de Noordelijke Nederlanden komt. Overigens is er een exemplaar van het Freeska Landriucht bekend, waarin het handschrift van de glossen is geïdentificeerd als afkomstig van Hemma Odda zin, stadsschrijver van Leeuwarden in de perioden 1486-1493 en 1501-1508 (Vries 1981, voetnoot 26). Oebele Vries suggereert dat Odda zin mogelijk de auctor intellectualis van het Freeska Landriucht zou kunnen zijn (Vries 2003).

Raadsels en speculatie rondom de Freeska Landriucht-Drukkerij

Rond de drukker van het Freeska Landriucht hangt een waas van geheimzinnigheid, die onderzoekers al vanaf de achttiende eeuw bezighoudt. Imiddels zijn er ruim 100 publicaties over de FLD verschenen, waarvan het gros vol speculatie en controverse staat. De op watermerken gebaseerde datering van het Freeska Landriucht (Van Thienen 1999) is inmiddels breed geaccepteerd. Het zou geproduceerd zijn ergens in de jaren 1484-1486, wat tot de aanname heeft geleid dat de de FLD actief is geweest in de periode 1483-1487, zie ook de watermerkendatabase voor incunabula van de Koninklijke Bibliotheek (zoekterm: Freeska Landriucht). 

Locatie

De voornaamste vraag rondom de FLD is diens locatie. In diverse publicaties zijn maar liefst 14 locaties met de onderneming in verband gebracht. Hiervan bevinden zich zeven in Friesland, vijf in de rest van Nederland, één in België en één in Duitsland. Bijzonder is dat alle uitgaven van de FLD, afgezien van de Statuta, gedrukt lijken te zijn naar manuscripten, dus niet naar wat Kruitwagen “sleur-nadrukken” noemt, oftewel boeken die reeds door andere drukkerijen op de markt zijn gebracht, zoals gebruikelijk is onder incunabelen (Kruitwagen 1948, 62). Het zou dus kunnen zijn, dat een of meer handschriften als origineel voor een FLD-uitgave hebben gediend. Mochten dergelijke handschriften ontdekt of als zodanig herkend worden, dan zou dat wellicht de oorsprong van de FLD kunnen prijsgeven.

Onderzoek naar de Freeska Landriucht-drukkerij

Bij het oplossen van het raadsel rondom de lokalisatie van de FLD, is tot nu toe vooral gekeken naar druktechnische en andere paleotypische aspecten, watermerken en taalkundige kenmerken van de tekst. Verder is het Freeska Landriucht filologisch, tekstkritisch en rechtshistorisch onderzocht; een nieuwe editie waarin deze aspecten worden meegenomen, wordt momenteel voorbereid aan de Fryske Akademy. Maar aan paleografische en codicologische aspecten is tot op heden weinig aandacht besteed. Al het onderzoek naar de FLD ten spijt zijn rechtstreekse verwijzingen naar de FLD in contemporaine bronnen en archiefstukken tot nu toe nog niet gevonden of als zodanig herkend.

Pastei

Een van de onderzoeksgroepen die zich momenteel met het Freeska Landriucht en met name diens drukker bezighoudt, is de onderzoekswerkgroep Pastei. Deze werkgroep beoogt op basis van tekstvergelijking en codicologisch onderzoek naar de productie van de Freeska Landriucht Drukkerij (FLD), de drukgangen van het Freeska Landriucht in kaart te kunnen brengen. Daarnaast tracht Pastei op basis van onderzoek naar handschriftelijke elementen in het Freeska Landriucht en in combinatie met archiefonderzoek, de locatie van de FLD te traceren. Pastei bestaat uit Herre de Vries, boekrestaurator; Anne Tjerk Popkema, Oudfrisist, vertaler en taalonderzoeker; Wytze Fopma, handboekbinder en drukker en Riemer Janssen, Oudgermanist en hulpwetenschapper. U kunt contact met Pastei opnemen via hun website.

Het exemplaar in de convoluut UU J oct 1112 rariora

Notatietekens in de Freeska landriucht

De incunabel van het Freeska Landriucht die berust in de collectie van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht is deel van een convoluut, met daarin een proloog en register (2 folia, ongefolieerd, zonder signatuur), het Freeska Landriucht (88 folia met zestiende-eeuwse foliëring I – LXXXVIII en katernsignatuur a i – a iiii t/m i i – i iiii, l i t/m m iiii) en de Statuta provincialia et synodalia Trajectensia (46 folia met twintigste-eeuwse foliëring LXXXIX – CXXXIV). Joosting stelt dat de convoluut gebonden is in een zeventiende-eeuwse lederen stempelband met vergulde motieven (Joosting 1915, XIII), maar de band is eerder achttiende-eeuws te noemen en gezien de rocaille stempels waaruit het centrale motief op het plat is opgebouwd, zelfs uit de tweede helft van de achttiende eeuw daterend (vriendelijke mededeling van Herre de Vries, boekrestaurator). De incunabel is verkregen uit de bibliotheekcollectie van de Utrechtse jurist Mr. Willem Jan Royaards van den Ham, die een jaar na zijn dood in 1899 geveild werd bij het veilinghuis Beijer te Utrecht. 

USTC

De gezaghebbende Universal Short Title Catalogue noemt overigens niet dat er een exemplaar van het Freeska Landriucht en van de Statuta provincialia et synodalia Trajectensia te Utrecht berusten. Daarnaast wordt er in deze database van alle in Europa gepubliceerde boeken vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst tot het einde van de zestiende eeuw, vermeld dat de boeken van de Freeska Landriucht-drukkerij gedurende het jaar 1500 zouden zijn gedrukt, terwijl, zoals eerder geschreven, diens productie volgens het watermerkdateringsonderzoek van Van Thienen (1999) in de periode 1483-1487 moet hebben gelegen.

Andere (gedigitaliseerde) exemplaren

Niet alleen te Utrecht berust een exemplaar van het Freeska Landriucht. De acht andere exemplaren bevinden zich in Leeuwarden (drie stuks), Den Haag, Londen, Oxford (twee stuks) en Parijs. Het Utrechter exemplaar is tot nu toe het derde dat digitaal te raadplegen is. Al eerder is er een Leeuwarder exemplaar dat berust bij het Fries Historisch en Letterkundig Centrum Tresoar gedigitaliseerd. Dit exemplaar is hier in te zien. Een derde gedigitaliseerde exemplaar berust bij de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en is hier te downloaden. 

De inhoud

Zoals reeds opgemerkt, treffen we in het Freeska Landriucht inhoudelijk juridische teksten aan, zoals de pan-Friese 17 Keuren en 24 Landrechten, maar ook teksten die alleen voor het Friesland ten westen van de rivier de Lauwers van toepassing zijn, zoals het Oude Skeltariucht en Jongere Skeltariucht.

Handschriftelijke elementen in UU J oct 1112 rariora

Stekelbaarsje in de Freeska landriucht

Het Freeska Landriucht in UU J oct 1112 rariora is voorzien van contemporaine of zestiende-eeuwse glossen in de marge, die bij het snijden van de folia voor het proces van binding, ten dele verloren zijn gegaan. De glossen verwijzen voor het meerendeel naar de inhoud van de tekst – soortgelijke glossen zien we ook in een aantal andere exemplaren van het Freeska Landriucht – en lijken afkomstig van tenminste drie handen. Mogelijk is een van deze handen afkomstig van iemand uit de zuidelijke Nederlanden, gezien de typische schrijfwijze van de lange s en de f met hun tamelijk zware, brede schacht en uitlopend in een spitse staart die tot onder de schrijflijn doorloopt, die een “lettre bourguignonne” verraadt, een vijftiende-eeuws stijlschrift dat afkomstig is uit Frankrijk en ook populair werd in de zuidelijke Nederlanden.

Soms is ook een simpele randversiering of een notatieteken in de vorm van een stekelbaarsje (?) of aanwijshanden (met hartjes) te vinden, of drie stipjes, al dan niet met een kronkellijntje erbij. Eigendomskenmerken zijn niet aangetroffen. De initialen ontbreken in veel gevallen, ook al is er wel ruimte voor opengelaten, waarbij opvalt dat er slechts één representant of loodslettertje staat in het gehele boek, iets dat we nagenoeg bij alle exemplaren van het Freeska Landriucht zien. De initialen die wél zijn aangebracht, lijken in sommige gevallen contemporain, in andere gevallen initialen van latere datum. Alle initialen zijn van het type lombarde, en daarmee de laagste in rang.

Auteur

Riemer Janssen, juni 2015

Deelregister van de Freeska landriucht