Collectie Ackersdijck

De privéverzameling van een reislustig en ordelijk mens

Als het om het karakter van een willekeurige hoogleraar gaat, ontstaat bij veel buitenstaanders nogal eens het beeld van een ‘verstrooide professor’. Voor Jan Ackersdijck (1790-1861), Utrechts hoogleraar in de rechtsgeleerdheid, gaat dat predicaat niet op. Integendeel, hij toonde zich een man van extreme orde en accuraatheid. Gepaard met een grote reislust wist hij systematisch een prachtige verzameling kaarten, atlassen en boeken op te bouwen van in totaal veertig meter. Bovendien legde hij zijn eigen leven en loopbaan nauwgezet vast in allerlei dagboeken, brieven, vergaderstukken en rapporten; een fantastische bron voor historisch onderzoek.

Portret Jan Ackersdijck

Jan Ackersdijck ziet het levenslicht in Den Bosch, als zoon van de advocaat en regent Willem Cornelis Ackersdijck jr. (1760-1843). Diens vader, Willem Cornelis sr. (1735-1794), behoort eveneens tot de advocatuur. Ook Jan gaat rechten studeren. Dat doet hij in Utrecht, waar hij in 1810 promoveert. Weinig later vestigt hij zich in de Domstad als advocaat.

Een geordend type

De ordelijke geest van Jan Ackersdijck uit zich in de perfectionistische manier waarop hij bijvoorbeeld de boeken en kaarten rangschikt. Hij doet dit heel nauwkeurig op regio en hij nummert alle items. Ook schrijft hij werkelijk alles op wat dagelijks aan zijn netvlies voorbijtrekt tijdens zijn vele buitenlandse reizen. Uiteraard in netjes geordende reisdagboeken. En als catalogiseerder van het boekenbezit van de Universiteitsbibliotheek Utrecht voelde Ackersdijck zich in 1816 vast als een vis in het water. Datzelfde geldt ongetwijfeld ook voor de functie van secretaris van curatoren, die hij tussen 1817 en 1825 bekleedt.

Gedetailleerde reisjournalen

Ackersdijck bezit een onbedwingbare drang om alles wat hij uit de lesboeken theoretisch opsteekt in de praktijk te willen zien en ervaren. Als leerling van professor volkenrecht De Rhoer had Ackersdijck immers ‘de kennis van menschen en volken tot hoofdonderwerp van zijn studie’. Na de Napoleontische Tijd trekt hij er jaarlijks enkele maanden op uit en bezoekt hij de meest uiteenlopende oorden. Van Frankrijk tot Rusland en van Lapland tot Gibraltar. Die reislust houdt hij tot aan zijn dood vol. En alle reizen worden door hem in de avond tot in detail vastgelegd in reisjournalen. Wanneer Ackersdijck in 1825 het ambt van hoogleraar staathuishoudkunde in Luik aanvaardt, wijst hij zelfs in zijn inaugurele rede op het grote nut van het reizen voor een wetenschapper.

Detail dagboek reis Zwitserland, Ackersdijck

Reiservaring toegepast in de praktijk

Na de afscheiding van België wordt Ackersdijck in 1831 adjunct-hoogleraar bij de faculteit Rechtsgeleerdheid in Utrecht. Daar volgt in 1840 de benoeming tot hoogleraar met als opdracht de Algemene Statistiek. Het gaat daarbij onder meer om de beschavingsniveaus van volken, het karakter en de gewoonten van mensenrassen, maar ook over de invloed van het fysisch milieu op de welvaart en beschaving van inwoners. Bij uitstek zaken, die Ackersdijck kan illustreren met zijn reiservaringen en met zijn verzameling kaarten, atlassen en boeken.

Belangrijke thematische kaarten

Zonder twijfel hebben de keurig gerangschikte kaarten van Ackersdijck een rol gespeeld in diens onderwijs en onderzoek. Inhoudelijk valt diens kaartenverzameling in twee delen uiteen: op de eerste plaats gaat het om een partij hoofdzakelijk 17de- en 18de-eeuwse gedrukte kaarten van alle delen van de wereld en op de tweede plaats om een groep 19de-eeuwse thematische kaarten. De kaart van het analfabetisme in Nederland is hier een mooi voorbeeld van. Laatstgenoemde groep is vanuit wetenschapshistorisch perspectief het belangrijkst, aangezien dit materiaal relatief zeldzaam is en inhoudelijk typerend is voor de toenmalige stand van de economische en statistische cartografie.

Geschiedkundige kaart van Priestley, ca. 1775

Veertig meter archief

Ackersdijcks verzameling bestaat uit ongeveer 1.000 losse kaarten en een kleine 500 atlassen. Daarnaast telt de collectie rond de 500 bijzondere gedrukte prenten met statistische thema’s, geschiedkundige tabellen, geslachtsregisters, bestuurlijk-administratieve indelingen, vlaggen en dergelijke. Aan archiefmateriaal – merendeels handgeschreven brieven, reisverslagen, afschriften van rapporten en vergaderstukken – liet Ackersdijck maar liefst veertig meter na. Hij bezat voorts een eigen bibliotheek, die in 1862 in Amsterdam geveild werd bij Frederik Muller. De Universiteitsbibliotheek Utrecht kocht toen circa 250 titels.

Bedijkingsplan voor het Haarlemmermeer, 1726

Museum Ackersdijk?

In 1864, drie jaar na de dood van Ackersdijck, schonk diens weduwe de gehele collectie kaarten, atlassen en archiefstukken aan de Universiteit Utrecht. Op voorwaarde dat het geheel in combinatie met wat huismeubilair tot een soort museum omgetoverd zou worden. Van dat museum is nooit iets gekomen. Wel is in 1975 een catalogus van de kaartenverzameling gepubliceerd. En onlangs heeft de Universiteitsbibliotheek Utrecht de kaarten van Ackersdijck gedigitaliseerd en laten georefereren door middel van crowdsourcing. In feite is daarmee toch nog een soort virtueel museum tot stand gekomen, waarvan de weduwe Ackersdijck alleen maar had kunnen dromen.

Auteur

Statistische kaart van de Nederlandse provincies in verhouding tot hun bevolkingsgrootte, ca 1827