Een unieke levensbeschrijving van de Utrechtse kluizenares Suster Bertken
De Utrechtse kluizenares Suster Bertken (1426/27-1514) was al in haar eigen tijd geliefd bij de inwoners van de stad. In de Universiteitsbibliotheek Utrecht bevindt zich een bron die uniek inzicht biedt in haar leven én haar dood. In een gedrukte verzameling heiligenlevens uit 1496 (H fol 252 rariora) is met de hand een levensbeschrijving van Suster Bertken opgetekend (UBU Hs. 1817).
De Utrechtse schrijfster Berta Jacobs, ook bekend als Suster Bertken, leefde als kluizenares in een kleine kluis (cel) tegen de Buurkerk, vanaf 1456 of 1457 tot haar dood in 1514, dus maar liefst 57 jaar. Naar deze rigoureuze keuze voor een leven volledig toegewijd aan Christus werd in haar eigen tijd al met bewondering gekeken. Een bijzondere tekst over haar leven is door een tijdgenoot opgeschreven op het titelblad van een uitgave van de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine.
Gouden legenden
De Legenda aurea oftewel de ‘Gouden legenden’ was een wijdverbreide verzameling van levensbeschrijvingen van de belangrijkste heiligen. De verzameling werd in het midden van de 13de eeuw opgetekend door de Dominicaner geestelijke Jacobus de Voragine (c. 1230-1298) en werd vervolgens over heel Europa verspreid en daarbij voortdurend uitgebreid en aangepast met de levens van regionaal vereerde heiligen. In de incunabelperiode, de vroegste jaren van de drukpers (c. 1450-1500), verschenen er zelfs meer edities van de Legenda aurea dan van de Bijbel.
Een Utrechtse kluizenares en schrijfster

Uitgerekend in een exemplaar van dat boek heeft iemand met de hand een levensbeschrijving van Suster Bertken toegevoegd op het titelblad, alsof ook zij de status van een heilige had. Berta Jacobs was een (onwettige) dochter van de hoge geestelijke Jacob van Lichtenberg, die een van de machtigste politieke leiders was van Utrecht in de vijftiende eeuw. Toen ze dertig jaar oud was, liet ze zich als kluizenares opsluiten in een cel tegen de Buurkerk. Ze betaalde hier zelf voor uit de verkoop van een lijfrente die zij mogelijk van haar vader gekregen had. Er waren in de late Middeleeuwen meer vrouwen die kozen voor een bestaan als kluizenares, in afzondering maar toch midden in de stad, vaak met een raam dat contact met mensen op straat mogelijk maakte. Zonder dat de kluizenares haar kluis kon verlaten, kon ze zo bijvoorbeeld wel wijze raad verstrekken of eten ontvangen. Of ook Berta Jacobs zo’n venster naar de straat had, weten we niet, maar in een van haar teksten zegt ze wel dat ze aan de mensen van de stad beloofd heeft om voor hen te bidden.

Ze heeft haar dagen gevuld met bidden, mediteren en schrijven. Haar innerlijk leven kunnen we goed leren kennen doordat ze haar persoonlijke devotie heeft opgetekend in haar teksten, waaronder een meditatie over de passie van Christus, een aantal gebeden, een traktaat over de Kerstnacht (waarin ze zich levendig voorstelt hoe Maria de geboorte van Christus moet hebben beleefd) en een aantal liederen. Na haar dood wilden velen haar de laatste eer bewijzen: uit rekeningen bewaard in het Utrechts Archief blijkt dat zes dienaren een betaling ontvingen om haar graf in de Buurkerk te bewaken. Ook werden de klokken van de Dom tweemaal geluid, zoals ook gebeurde wanneer een hooggeplaatste geestelijke stierf. Maar details over hoe haar leven er verder uitzag, kennen we alleen uit de handgeschreven levensbeschrijving in de incunabel van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek.
Levensbeschrijving “in een glas”
De tekst die is toegevoegd op het titelblad van de incunabel in de collectie van de UB is geschreven in het Middelnederlands in een vroeg zestiende-eeuwse hand, dus relatief kort na haar overlijden. Bijzonder is dat er een aantal belangrijke gegevens over Bertken in worden vermeld die uit geen enkele andere bron bekend zijn: haar exacte sterfdatum (25 juni 1514), haar (ingewilligde) wens om in haar eigen kluis begraven te worden en haar strenge religieuze boetedoening. De anonieme kopiist vermeldt dat ze het hele jaar door gekleed was in een grofharen kleed op haar blote huid, dat ze geen vlees of zuivelproducten at, en dat ze altijd blootvoets en zonder verwarming in haar cel verbleef.
In een onderschrift (geschreven in dezelfde hand) wordt de aard van deze tekst toegelicht: het is een kopie van de Latijnse “brief” die “in een glas” in haar doodskist gelegd was, vertaald in het Middelnederlands. Aan dat document waren de zegels gehangen van drie hoge geestelijken, waaronder Dirck van Malsen, de prior van het Utrechtse regulierenklooster, die ook verklaart dat hij de sleutels van de cel in bewaring had. Iemand heeft dus een beschrijving van de heilige levenswijze van die devote maghet Berta Jacobs dochter letterlijk een plaats gegeven in de belangrijkste verzameling van heiligenlegenden, en gaf zo uiting aan hoge waardering voor de overledene.

Suster Bertken en de Utrechtse regulieren
In studies over Suster Bertken is gesteld dat precies dit exemplaar in bezit zou zijn geweest van het Utrechtse regulierenklooster waar Dirck van Malsen prior was, en dat degene die de Gouden legenden met haar levensbeschrijving aanvulde daarom ook een van de reguliere kanunniken zou zijn geweest (Snellen 1924, p. I-IV, Van Aelst 1998, p. 262, Handschriften en oude drukken, p. 75-76).
Maar helaas blijkt bij nadere beschouwing dat er eigenlijk geen bewijs is dat de incunabel met Bertkens levensbeschrijving uit dit klooster afkomstig is. De verwarring is ontstaan door de veronderstelling in de handschriftencatalogus (Hulshof 1909) dat H fol 252 rariora het tweede deel was van een tweedelige uitgave van de Legenda aurea, met H fol 251 rariora als eerste deel. Dat exemplaar heeft (in tegenstelling tot H fol 252 rariora) de oorspronkelijke band nog, met stempels die de herkomst van het boek uit het regulierenklooster bewijzen. De blindstempeling op de band bevat namelijk een motief met een doorboord hart, het attribuut van de kerkvader Augustinus, wiens kloosterregels de regulieren volgden. Ditzelfde stempel is op meerdere boekbanden uit hun bezit gebruikt. Deze herkomst van H fol 251 rariora verbond dan het veronderstelde tweede deel aan dezelfde instelling en daarmee ook de levensbeschrijving van Berta Jacobs.
Als beide incunabelen worden vergeleken, blijkt al snel dat het niet gaat om twee delen van hetzelfde boek, maar om twee identieke exemplaren van dezelfde uitgave, gedrukt in Straatsburg door Georg Husner (zoals de incunabelcatalogus van Alblas en Van Someren uit 1922 ook correct vermeldt). Daarmee vervalt het enige argument op grond waarvan het exemplaar met de levensbeschrijving direct verbonden werd aan het regulierenklooster, want H fol 252 rariora bevat zelf geen aanduiding van herkomst.
Gegevens over hoe beide boeken in de UB-collectie kwamen, geven ook geen aanwijzingen. Het exemplaar H fol 251 rariora komt al voor in de oudste UB-catalogus van 1608, maar H fol 252 rariora met het Bertken-document wordt pas in de catalogus van 1718 voor het eerst vermeld. Dat duidt erop dat dit exemplaar een andere weg heeft afgelegd dan de boeken die al rond 1600 vanuit de Utrechtse kloosterbibliotheken in de UB-collectie gekomen zijn. Bovendien is H fol 252 rariora op een andere manier ingebonden dan H fol 251 rariora en zijn ze ook verschillend gerubriceerd. Dat sluit op zich niet uit dat ze toch dezelfde herkomst zouden kunnen hebben, maar alles overziend zijn er meer aanwijzingen dat H fol 252 rariora niet van de regulieren was dan wel.
Bewondering voor Bertken
Ook al komt het exemplaar H fol 252 rariora vermoedelijk niet uit het Utrechtse regulierenklooster, dan nog is het een belangrijke bron die ons méér leert over Bertken dan enkel de opmerkelijke details van haar leven. De levensbeschrijving is kort na haar overlijden geschreven (op grond van de hand) door iemand die toegang had tot de Latijnse levensbeschrijving of een eerder exemplaar van de Middelnederlandse vertaling ervan en die dus vast uit Utrecht afkomstig was. Het overluiden door de Domklok, het feit dat haar kist na haar dood te bezoeken was en dat veel mensen dit ook deden, en dat de tekst die er kennelijk in geplaatst was, vertaald werd en apart ging circuleren, duidt allemaal op de ongekende populariteit die de Utrechtse kluizenares had verworven en de bewondering die de inwoners van Utrecht (en ver daarbuiten?) hadden voor haar levensstijl.