Getijden- en gebedenboek ca. 1430

Gouden balletjes met wimpers

In de late middeleeuwen bestelden veel geletterde leken getijdenboeken, die werden gebruikt om het leiden van een vroom leven te ondersteunen. De rijkeren lieten hun handschriften decoreren. Het ging daarbij niet alleen om mooie miniaturen en om prachtig versierde initialen, maar ook om uitbundige versieringen in de marge. Voor moderne onderzoekers vertellen de margedecoraties veel over de ontwikkelingen in stijlen en samenwerkingsverbanden.

Onvolledige getijden

Kalender op fol. 11r van Hs. 1037 uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht

Hs. 1037 is een onvolledig getijdenboek. Het bevat in zijn huidige staat een kalender voor het bisdom Utrecht, de Getijden van Maria, de Getijden van de Heilige Geest, de korte Getijden van het Heilige Kruis, en een gebed tot Sint Antonius Abt. De Zeven Boetpsalmen en het Dodenvigilie, teksten die standaard deel uitmaken van een getijdenboek, ontbreken. Na fol. 62 is een blad van de Mariagetijden, die waarschijnlijk vooral tekst bevatte (vgl. Van Wijk 1940, 68-69), uit het handschrift verwijderd. Het eerste blad van de Kruisgetijden (na fol. 88) is ooit uitgesneden vanwege de gehistorieerde initiaal die zich daarop moet hebben bevonden. De huidige bewaarplaats van dit blad – zo het al bewaard gebleven is – is helaas onbekend.

Toevoegingen

Het handschrift is tot en met fol. 97r door één hand geschreven en het penwerk en de decoratie is eveneens eenvormig. Vanaf 98r begint een nieuw katern, dat is geschreven door een andere hand. Het penwerk is ook iets anders, maar behoort wel tot ‘Bulten-en-lange-lijnen’-stijl (Gerritsen-Geywitz 2003; 2009, 21). De margedecoratie is wat de motieven aangaat eveneens iets afwijkend. Dit is het deel met het gebed tot Sint Antonius Abt. Het begint met Een minlike bedinge totten groten here ende maerscalck Sancte Anthonis.

Sint Anthonis van Egypte was onder andere de beschermheilige tegen de pest (zie Hulshof 1937 voor een editie van de tekst). Dit deel is waarschijnlijk gelijk of niet lang na de vervaardiging van het eigenlijke getijdenboek toegevoegd, in de jaren 1430. Van fol. 103r tot en met 117r is een katern toegevoegd met zeven gebeden, geschreven in weer een andere hand, die ook de tekst op fol. 97r heeft toegevoegd. Het penwerk laat zich lastig duiden, maar wijst in de richting van de late 15de eeuw. Het lijkt dus om  een latere toevoeging te gaan.

Twee gehistoriseerde initialen

Nu nog aanwezig zijn twee gehistorieerde initialen, waarvan er een licht beschadigd is. De Mariagetijden openen met een wat gevlekte maar nog steeds innemende voorstelling van de geboorte van Christus: Maria houdt, liggend op het kraambed, haar ingebakerde baby in de armen terwijl Jozef een maaltijd bereidt (fol. 13r). Het begin van de Heilige Geestgetijden toont het moment waarop de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdaalt op Maria en de twaalf discipelen (fol. 66r). Beide voorstellingen zijn gevat in een opvallend grote, blauwe initiaal, die driekwart van de gehele schriftspiegel in beslag neemt.

De Meester van Zweder van Culemborg

Deze twee gehistorieerde initialen vormen kenmerkende producten van de belangrijkste miniaturist die in de jaren 1420-1430 in de Noordelijke Nederlanden werkzaam was. Aangezien zijn identiteit onbekend is, moet hij het stellen met een noodnaam: in oudere literatuur heette hij wel Meester Pancracius, tegenwoordig noemt men hem de Meester van Zweder van Culemborg. Deze laatste noodnaam verwijst naar zijn grote aandeel in de verluchting van een voornaam missaal dat nu te Brixen (Bressanone) in de Biblioteca del Seminario Maggiore berust (Hs. C. 20). Het werd gemaakt voor Zweder van Culemborg (†1433), sinds 1425 bisschop van Utrecht en sinds 1432 bisschop van Caesarea. De miniaturen van de Meester van Zweder van Culemborg bereiken een niveau dat in deze periode van de Noord-Nederlandse miniatuurkunst door anderen niet geëvenaard wordt. Hij heeft dan ook school gemaakt. Een van zijn leerlingen is de ongetwijfeld beroemdste Noord-Nederlandse miniaturist, de Meester van Katharina van Kleef, decorator van onder andere het Pontificale van Sinte Marie (Hs. 400).

Overeenkomsten

De gehistorieerde initialen in Hs. 1037 behoren tot de laatste periode van de Meester van Zweder van Culemborg, de jaren 1430. De voorstelling op fol. 66r is nauw verwant aan die op fol. 173v van het genoemde missaal in Brixen, alleen is de voorstelling daar in spiegelbeeld weergegeven (afgebeeld in Scheiber 1992, 82-83). Een eveneens bijna identieke compositie komt voor in een door dezelfde meester vervaardigde miniatuur in een getijdenboek in Duits privébezit (afgebeeld in Byvanck 1937, afb. 123).

Margedecoratie

De randversiering in Hs. 1037 is eveneens opvallend. Het komt op vele bladzijden voor: een goud, blauw, roze staaf met enkele fijne penranken met kleine groene blaadjes en driedelige gouden lovertjes of gouden balletjes of gouden ronde blaadjes met wimpers of trilharen. Op de bladen met de twee gehistorieerde initialen is de randversiering uitbundiger: een staaf waaruit sierlijke penranken ontspruiten met dezelfde groene blaadjes en driedelige gouden lovertjes, die zich in boven- en ondermarge om een dunne gouden horizontale staaf slingeren. Dit type komt ook voor in andere handschriften gedecoreerd door de Meester van Zweder van Culemborg, maar er is een zeer duidelijke overeenkomst te zien met twee handschriften die zich nu in het Fitzwilliam Museum te Cambridge bevinden. Ms. 141 is een Middelnederlands getijdenboek, waarin we de gouden balletjes met wimpers en alle andere kenmerken tegenkomen. Ook qua penwerk en schrift komt het sterk met ons Hs. 1037 overeen, maar bevat het gedeeltelijk wel andere teksten (Morgan & Panayotova 2009, 48-50, nr. 15). Ms. 289.I-III is een driedelige Latijnse Bijbel gemaakt voor Gijsbrecht van Lochorst (†1454) of zijn broer Herman (†1438). Hier zien we verschillende stijlen qua illuminatie, margedecoratie en penwerk, maar alle stijlen in ons Hs. 1037 tot en met fol. 97r zijn vertegenwoordigd (Morgan & Panayotova 2009, 39-48, nrs. 12-14).

Meerdere meesters

Het interpreteren van de overeenkomsten en verschillen in de handschriften toegeschreven aan de Meester van Zweder van Culemberg en diens cirkel is een ingewikkelde kwestie – om maar te zwijgen van de invloed die van zijn werk uitging. Zo komen de gouden balletjes met wimpers in verschillende vormen terug in handschriften van Utrecht en daarbuiten in de decennia rond 1450. Om wijs te worden uit de verschillende maar sterk op elkaar gelijkende miniaturen, gehistoriseerde initialen, margedecoraties, penwerkstijlen en handen vergt een nauwkeurig studie. Zo zijn er aanzienlijke verschillen te noteren tussen Hs. 1037 en het Egmond Brevier (Hs. 12 C 17), al zijn beide gedecoreerd door de Meester van Zweder van Culemborg. Om de onzekerheden te ondervangen wordt er tegenwoordig ook vaker gesproken over de Meesters van Zweder van Culemborg (meervoud). Het is in ieder geval wel duidelijk dat meerdere personen in deze periode in Utrecht met elkaar samenwerkten om handschriften te schrijven en te decoreren. Nader onderzoek door Miranda Bloem zal meer licht op deze groep gaan werpen.

Herkomst

Handtekening Balthazar Huydecoper op fol. 0v

Via via kwam het handschrift in het bezit van de letterkundige Balthazar Huydecoper (1695-1778), eveneens de bezitter van onder andere Hs. 1020. Wellicht was hij het die opdracht gaf het handschrift opnieuw in te binden. In 1779 werd Huydecopers collectie geveild, en kwam het getijdenboek in handen van de Hoornse letterkundige Nicolaas Hinlópen (1724-1792). In 1882 droeg de rijksarchivaris te Utrecht het over aan de Utrechtse universiteitsbibliotheek.

Auteur: Bart Jaski, 2012

Uitsnede uit fol 66r van Hs. 1037 uit de Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek Utrecht