Wat kan ik doen?

Kwaliteiten en interesses

Vraag je kind naar iets waar hij/zij trots op is, wat hij/zij in een bepaalde situatie heeft gedaan om die gebeurtenis tot een succes te maken. Noteer alle kwaliteiten en eigenschappen die je uit het verhaal hoort. Neem daarin ook mee hoe het kind het vertelt en of het een ruime woordenschat heeft. De manier van vertellen kan iets zeggen over zijn of haar presenteerkwaliteiten. Bespreek je bevindingen met je zoon of dochter.  

De vertaalslag naar beroepen

Vanuit je ervaring kan je je kind helpen met de vertaalslag naar mogelijke beroepen. Bij de kwaliteiten en interessegebieden van je kind passen werkzaamheden, taken en functierollen die waardevol zijn op de arbeidsmarkt. Is je kind goed in analytisch werk of wil hij of zij juist graag praktisch bezig zijn? Is je zoon of dochter individualistisch of werkt hij/zij juist graag in groepen? Houdt hij/zij van schrijven, presenteren, ontwikkelen, ontwerpen? Misschien neemt hij/zij graag het voortouw? Welke werkcultuur past bij hem/haar? Je kunt vervolgens helpen met het maken van de vertaalslag naar diverse relevante functierollen, beroepen en taken, zoals onderzoeker, docent, adviseur, ontwikkelaar, leidinggevende, ontwerper, organisator, hulpverlener, verkoper, bemiddelaar.

Je eigen studie- en functiekeuze

Ga met je kind in gesprek over hoe jouw eigen studiekeuze en loopbaan verlopen is. Wat ging goed in je studiekeuze? Wat had je anders gewild? Wat had je als kind nodig (gehad) van jouw ouders? Bespreek met elkaar welke functies en rollen je hebt gehad. Waar haalde je het meeste voldoening uit en wat vond je minder goed bij je passen? Op die manier krijgt jouw kind inzicht in wat kiezen betekent en hoe dat kan leiden tot een baan, die voldoening geeft. Ook wordt zo duidelijk dat de studiekeuze lang niet altijd bepalend is voor de rest van het werkende leven.

Samen Open dagen bezoeken

Bezoek samen met je kind een of meerdere open dagen van een studie. Bereid samen goed voor wat jullie willen weten. Maak bijvoorbeeld samen een lijst met vragen die hem of haar verder helpen bij het oriënteren.

Netwerken

Als je kind eenmaal aan een bepaald beroep voor hem of haarzelf heeft bedacht, ga dan met elkaar na wie je (al dan niet via-via) kent die dit beroep uitoefent en vraag hem/haar een gesprek aan voor jouw kind om te vertellen over het betreffende beroep. Misschien is de contactpersoon bereid tot een afspraak in zijn/haar werkomgeving. Bedenk voorafgaand samen met je kind wat hij/zij van de beroepsbeoefenaar wil weten, zoals “Hoe ziet je dag eruit?” “Wat zijn de leuke en mindere kanten van deze baan?” “Welke kwaliteiten/eigenschappen zijn nodig om dit werk goed te doen?” “Hoe ben je in deze baan terecht gekomen?” “Welke studie deed je ooit zelf?” Naderhand kan je samen met jouw kind bekijken in hoeverre je kind als persoon past in de betreffende omgeving/cultuur/functierol.

Van Ouder naar Coach

Je zult het wel herkennen: kinderen nemen in de pubertijd vaak niet graag iets van hun ouders of verzorgers aan. Om betrokken te zijn in het keuzeproces zonder strijd of uitsluiting, kan het helpen om van rol te wisselen: van de rol van Ouder naar de rol van Coach. Als coach zit je meer gelijkwaardig in het gesprek. Er zijn een aantal gesprekstechnieken die kunnen helpen om het gesprek over het maken van een studiekeuze zo soepel mogelijk te laten verlopen.