Studieprogramma
De bacheloropleiding Aardwetenschappen duurt drie jaar. Elk jaar bestaat uit vier blokken van tien weken. Elk blok wordt afgesloten met een tentamenweek. In het tweede en derde jaar heb je een grote keuzevrijheid om zelf je eigen programma samen te stellen op basis van je interesses en toekomstplannen.
Vakkenoverzicht
Bekijk als aankomend student het aanbod van mogelijke (keuze)vakken.
Periode 1
In deze cursus komt een groot aantal onderdelen van de Aardwetenschappen aan bod; hierbij ligt de nadruk op de 'Vaste Aarde'. Dit eerste deel van 'Systeem Aarde' betreft bovendien met name de inwendige Aarde. De belangrijkste onderdelen zijn:
- De planeet Aarde.
- De gesteentecyclus.
- Geologische tijd.
- Sedimentaire gesteenten.
- De inwendige Aarde.
- Plaattektoniek.
De excursie naar de Ardennen laat je snel na aanvang van de studie kennis maken met de aardwetenschappelijke realiteit in het veld.
Een goede basiskennis van wiskunde is onmisbaar voor alle disciplines in de Aardwetenschappen. Of het nou gaat om de korrelgrootte-verdeling van zandkorrels in een rivierbedding, vervormingen en deformaties in gesteente, of de voortplanting van seismische golven na een aardbeving. Tijdens de cursus worden wiskundige methodieken behandeld, en hoe deze gebruikt worden voor het analyseren en oplossen van vraagstukken.
In de eerste helft van de cursus zijn de onderwerpen die besproken worden o.a. functies, goniometrie, limieten, differentiëren, functie-onderzoek en statistiek. Deze onderwerpen zijn grotendeels, maar niet volledig, bekend van de middelbare school. In deze cursus worden die (deels) herhaald en verder afgemaakt. In de tweede helft verschuift de aandacht naar verschillende integratietechnieken, het oplossen van differentiaalvergelijkingen en vectoranalyse.
Periode 2
Tijdens de cursus komt een aantal thema's aan de orde die vooral betrekking hebben op de vormen en processen aan het aardoppervlak. De volgende onderwerpen worden behandeld: verwering en bodemvorming, massabewegingen, rivieren, oceanen, kusten, atmosfeer en klimaat, woestijnen, gletsjers, ijstijden, structurele geomorfologie, hydrologische cyclus, menselijke verstoring en klimaatverandering. De practica sluiten aan bij de in de hoorcolleges behandelde thema's. Naast kaartanalyse wordt gebruikt gemaakt van elektronisch cursusmateriaal. Een mondelinge presentatie over een onderwerp uit de collegestof maakt deel uit van de practica. Iedere student verzorgt een mondelinge presentatie over een onderwerp met betrekking tot vormen of processen aan het aardoppervlak door middel van een zogenaamde GeoTour.
Naast wiskunde vormt ook natuurkunde de basis waarmee in alle disciplines van de Aardwetenschappen verschijnselen en processen beschreven worden. Of het nu gaat om de korrelgrootteverdeling van zandkorrels in een rivierbedding, vervormingen en deformaties in gesteente, of de voortplanting van seismische golven na een aardbeving: een solide basis in de natuurkunde zal je helpen bij het bestuderen van dergelijke vraagstukken. Tijdens de cursus worden fysische principes behandeld, en hoe deze gebruikt worden voor het analyseren en oplossen van vraagstukken. Natuurkundige onderwerpen die de revue passeren zijn o.a. klassieke mechanica, vloeistofmechanica en behoudswetten. De nadruk op de klassieke mechanica met aandacht voor rotatiekinematica en -dynamica, stabiliteit, zwaartekracht en golven en trillingen.
Periode 3
In deze cursus ga je meer begrijpen en voorspellen over hoe processen, zoals chemische evenwichten, zuur/base en oxidatie/reductie reacties in de natuur verlopen. Je zal tevens basiskennis krijgen over de (chemische)thermodynamica en de relatie tussen de structuur van het periodiek systeem en de quantum mechanica. Je leert ook over waarom diverse bindingen tussen atomen ontstaan en hoe deze de eigenschappen en structuur van mineralen, vloeistoffen en gassen bepalen. Tenslotte zal je ook basiskennis verwerven over het ontstaan van materie, de samenstelling van de Aarde, diverse analyse technieken, isotopen geologie en de belangrijkste mineraalgroepen.
De wordingsgeschiedenis van de Aarde is de rode draad in de colleges waarbij grote omwentelingen in het vakgebied worden verhelderd met de basale concepten van het vakgebied. Om en om met deze colleges volgt dan een college met een meer wetenschapsfilosofische insteek met als doel de werking van de aardwetenschappen te begrijpen. De werking en waarden van wetenschap worden uitgelegd aan de hand van concepten uit de wetenschapsfilosofie. Hierbij komen aan bod: het werken met data in de aardwetenschappen, de logica van causale verbanden en drogredenen, de opbouw van wetenschappelijke artikelen en hoe je deze leest, het zelf doen van onderzoek en de rapportage daarvan en ook ethische elementen. Het ontstaan van de aarde wordt geschetst en essentiële verschillen tussen de aarde enerzijds en de andere planeten worden belicht. Hieruit wordt duidelijk dat de Aarde door de aanwezigheid van leven en door het voorkomen van actieve plaattektoniek een bijzondere positie inneemt in ons zonnestelsel.
In de vervolgcolleges ligt de nadruk op beslissende gebeurtenissen in de geschiedenis van de aarde, steeds het verband tonend tussen veranderingen in de vaste aarde en de gevolgen daarvan voor de atmosfeer, oceanen of de biosfeer, met nadruk op de relaties tussen grootschalige veranderingen in de koolstofkringloop, plaattektoniek, atmosferische CO2 en klimaat. Daarnaast worden er aspecten van, en voorbeelden uit de aardwetenschappen uitgelicht die direct relevant zijn voor de maatschappij.
In meerdere colleges zullen ‘kaders’ worden geplaatst met voorbeelden van actuele maatschappelijk relevante ontwikkelingen, en korte portretten van alumni als illustratie van beroepsperspectieven en de rol van aardwetenschappers in de maatschappij.
Periode 4
Voorbereiding (4 weken): Omvat practica waarin training plaatsvindt in het gebruik van basistechnieken die nodig zijn om 1) geologische kaarten en structurele profielen te maken en te interpreteren, 2) luchtfoto-interpretaties van het te karteren gebied te maken en 3) sedimentaire gesteenten en fossielen te herkennen en te benoemen en een basisinterpretatie te maken van hun afzettingsmilieu.
Veldwerk (4 weken): Provincie Teruel (80 km ten n.o. van Teruel) Het vervaardigen van een geologische kaart op basis van het voorkomen van de verschillende litho-stratigrafische eenheden in het gebied. Het maken van een interpretatie van: De ontwikkeling van de gesteenteopeenvolging in termen van het (paleo)milieu van afzetting en de daarbij voorkomende variaties (= de afzettingsgeschiedenis van het gebied) en De 4D evolutie van het gebied wordt ontleed (de veranderende geometrie in de tijd) in termen van plooiing en/of het opbreken van de lagen (= de deformatie geschiedenis van het gebied). Ter aanvulling: diverse kleine thematische onderzoeksoefeningen. Schrijven van een verslag over de waarnemingen en de geologische ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, met name de relatie tussen deformatie en afzettingsgeschiedenis.
Uitwerkperiode (3 weken): Bibliotheekpracticum en een cursus wetenschappelijk schrijven en presenteren; eindrapportage van het veldwerk (digital schriftelijk verslag) en een mondelinge presentatie over een onderwerp gerelateerd het veldwerk.
Voorbereiding (5 weken): De voorbereiding bestaat uit hoorcolleges, werkcolleges en practica waarin training plaats vindt in het gebruik van onderzoeksmethoden en –technieken. Aan de orde komen o.a. het vervaardigen van geologische kaarten en profielen, het herkennen en benoemen van sedimentaire gesteenten, een Google Earth practicum, een practicum Geografische Informatie Systemen (GIS), een practicum kaart- en veldvaardigheden, en een EHBO practicum. Daarnaast is er een bibliotheekpracticum. Tijdens de voorbereiding wordt een meerkeuze toets over de veldwerkhandleiding en de stof behandeld in de vcoorbereiding afgenomen.
Veldwerk (4 weken): Franse Alpen/ Pays du Buëch (40 km ten ZW van Gap): dagexcursie Buëch om het veldwerkgebied in een breder perspectief te plaatsen; construeren van lithologische profielen, een lithostratigrafische kolom en lithologische kaart van het veldwerkgebied aan de hand van veldopnamen; het vervaardigen van een lithologische kaart; de bestudering van materialen in ontsluitingen en het classificeren en begrenzen van morfologische eenheden aan de hand van waarnemingen aan reliëfvormen; het vervaardigen van een geomorfologische kaart; het opstellen van een relatieve datering van de verschillende reliëfvormen en een interpretatie van de ontwikkeling van het reliëf in de tijd, in samenhang met de opeenvolging van verschillende klimaatcondities; dagexcursie Dévoluy, om kennis te maken met glaciale landschapsvormen, massabeweging en karst hydrologie; een meteo-hydrologisch veldpracticum nabij Aspremont met daaraan verbonden een presentatie; een meetpracticum in de Buëch rivier met daaraan verbonden een presentatie; schrijven van deelverslagen in het Engels over de geologie, geomorfologie en hydrologie/erosie van het veldwerkgebied.
Uitwerkperiode (2 weken): De uitwerkperiode wordt besteed aan de inhoudelijke afronding van het veldwerk, uitwerkingen m.b.v. GIS/PCRaster, het schrijven van het hydrologie/erosie verslag in het Engels en een mondelinge presentatie in het Engels.
Periode 1
De cursus start met het systematisch oplossen van stelsels van lineaire vergelijkingen. Daarna komen de volgende nieuwe onderwerpen aan de orde: matrixrekening, coördinaten transformaties, eigenwaarden en eigenvectoren en vectorrekening. Ook worden nieuwe concepten geïntroduceerd die te maken hebben met differentiatie van scalar- en vectorvelden, zoals gradiënt, divergentie, rotatie en Laplaciaan. Bol- en cilindercoördinatenstelsels komen aan bod en toepassingen van lijn-, oppervlakte- en volume-integralen. De cursus sluit af met de belangrijke stellingen van Gauss en Stokes, waarmee oppervlakte-integralen omgezet kunnen worden naar resp. volume- en lijnintegralen. Er wordt een beperkt aantal toepassingen in de aardwetenschappen gegeven.
The course is organized in two parts. In the first part, the basic concepts of the classical macroscopic approach to equilibrium thermodynamics will be introduced. In the second part, a microscopic approach will be presented in order to understand the properties of materials and systems based on the knowledge of individual atoms and molecules and their interaction.
Geochemische processen worden bestudeerd als onderdeel van de hydrologische cirkel. Hierbij ligt de nadruk op abiotische en biotische reacties die de compotisie van de atmosfeer, pedosfeer en natuurlijke wateren aanpassen. Verder wordt aandacht gegeven aan de verstoring van globale biogeochemische cirkels door natuurlijke processen en menselijke activiteiten, en aan klimaatveranderings issues. Modelleren met Stella van globale P en C cycles.
Hier onderzoek je de principes waardoor water stroomt. De cursus onderzoekt vier types water: atmosfeer, grond, bodem en oppervlake. Met menselijke activiteit en de verslechterde klimaatcondities komt er meer druk te staan op onze watertoevoer dan ooit te voren.
In deze cursus wordt de botanische evolutie vanaf het Paleozoicum tot nu behandeld. Centraal staat de ontwikkeling van de landplanten. Hierbij wordt ingegaan op de terugkoppelingsmechanismen tussen grootschalige geosfeer processen zoals platentektoniek, atmosfeer-biosfeer interacties en de koolstof cyclus. Vervolgens wordt ingegaan op de natuurlijke dynamiek van biodiversiteit versus de huidige afname van de biodiversiteit, de antropogene ‘massa-extinctie’ van de 21e eeuw. Een halve dag beroepsoriënterend symposium met sprekers uit verschillende sectoren geeft een overzicht over de mogelijke werkgebieden in de Palaeoecologie.
Remote sensing, of aardobservatie, is een techniek die zich snel ontwikkeld heeft sinds de lancering van de eerste aardobservatiesatelliet ERTS-1 in 1972. Er zijn sensoren in een baan om de aarde gebracht of in een vliegtuig gebouwd die waarnemingen kunnen doen in verschillende delen van het eleckromagnetische spectrum: zichtbaar licht, nabij en midden infrarood, thermisch infrarood en het microgolfbereik (radar). Over de jaren is de ruimtelijke resolutie enorm verbeterd van 80 meter voor de eerste satellietsensoren tot <1 meter voor sommige huidige generatie sensoren. Remote sensing beelden blijken uiterst nuttige informatie te bevatten voor een groot aantal disciplines zoals geografie, bosbouw, agronomie, ecologie, geologie, en planologie. De beelden verschaffen informatie over de ruimtelijke spreiding van objecten aan het aardoppervlak, over de onderlinge relatie van deze objecten met elkaar (synoptics) en over object eigenschappen zoals vegetatiebedekking, type gesteente of mineraaltype. Een van de sterkste punten van remote sensing is dat je de veranderingen aan het aardoppervlak nauwkeurig in kaart kan brengen, dit betreft zowel seizoenale veranderingen als langjarige veranderingen.
De cursus laat je kennis maken met verschillende aardobservatiesensoren: hoe werkt de sensor, in welke delen van het elektromagnetische spectrum doet de sensor waarnemingen, wat is ruimtelijke resolutie, in wat voor baan draait de sensor om de aarde, wat voor toepassingen zijn er voor deze sensoren. De cursus behandelt ook de fysische achtergrond van aardobservatie: wat zijn bronnen van elektromagnetische straling, in wat voor golflengte zenden deze bronnen uit, hoe kunnen we ze gebruiken voor waarnemingen van het oppervlak. Vervolgens besteden we aandacht aan hoe objecten elektromagnetische straling reflecteren of uitzenden.
De cursus besteedt daarna aandacht aan beeldverwerking: hoe krijgen we de informatie uit het satelliet- of vliegtuigbeeld? Eerst zijn een aantal voorbewerkingen op beelden nodig: het satellietbeeld moet geometrisch passen op andere geografische bestanden, de gemeten hoeveelheid elektromagnetische straling moet gekalibreerd worden naar fysische eenheden: watts per vierkante meter of reflectance. Hierna behandelen we classificatiemethoden van beelden, spectrale vegetatie indices, beeld ratioing en besteden kort aandacht aan geavanceerde beeldanalyse methode voor hyperspectrale beelden zoals spectral mixture analyses. Het computerpracticum laat je kennis maken met deze methoden en technieken. Je gaat zelf aan de gang met satellietbeelden van Nederland en van elders, kalibreert en classificeert deze beelden, onderzoekt change detection methoden en leert de waarde van satellietbeelden en vliegtuigbeelden voor je eigen onderzoek in te schatten.
Periode 2
De cursus is opgebouwd rond 2 x 2 hoorcolleges en een practicum middag per week voor de volle duur van de cursus. Tijdens de practica wordt de theorie die tijdens de hoorcolleges aan de orde zijn gekomen in de praktijk gebracht door middel van oefeningen in de computer en practicumzaal.
De onderwerpen van de practica en hoorcolleges omvatten:
- Plaattektonische en klimatologische setting van sedimentaire bekkens;
- Daterings en correlatie methoden in sedimentaire gesteentes;
- Geïntegreerde tijdschalen en astro-chronologie;
- Cycli (bekkenbodem);
- Sedimentaire en biologische kenmerken van continentale, kust, shelf en diepzee afzettingsmilieus toegespitst op de Veldwerk 2 cursus;
- Grootschalige invullingpatronen en effect van tektoniek.
- Sequentie stratigrafie (bekkenrand); Het effect van zeespiegel veranderingen op de stapeling en preservatie van sedimentaire afzettingen (siliciclastica en carbonaten).
De cursus beslaat een vijftal onderscheidbare thema’s met sterke onderlinge verbanden. Deze thema’s zijn relevant voor hedendaagse aardwetenschappelijke vraagstukken omtrent de exploitatie van de ondergrond (geothermie, CO2 opslag, resources) en hazards (natuurlijke of geïnduceerde aardbevingen).
- Structurele concepten (6hc, 4h practicum): in dit onderdeel wordt de basis gelegd van kennis omtrent spanningen en krachten en de gevolgen ervan: m.a.w. deformatie.
- Ondiepe strukturen (6hc, 12h practica plus eigen werk): dit thema omvat de beschrijving en analyse van structuren in de ondiepe korst voor verschillende deformatie regimes (extensie, verkorting en strike-slip).
- Diepe strukturen (6hc): gedurende deze colleges wordt ingegaan op geometriesche en kinematische aspecten van deformatie in de diepe delen van de aardkorst.
- Metamorfe concepten (8hc, 12h practica): dit onderdeel omvat de basisconcepten van metamorphose en metamorfe processen.
- Deformatie en metamorfose in de korst (inleiding tectoniek) (6hc): In dit onderdeel worden structurele observaties gekoppeld aan grootschalige tectonische processen en worden onderlinge relaties tussen deformatie en metamorphose belicht.
Geologische en geomorfologische ontwikkeling van Nederland en het Noordzeebekken vanaf het Carboon tot heden (met inbegrip van het voorkomen van delfstoffen), met nadruk op het Kwartair, in relatie tot de factoren klimaat (veranderingen) en substraat. Landschappelijke dynamiek in relatie tot bodem, water(huishouding), vegetatie en invloed van de mens, en de landschappelijke regio’s van Nederland. Bij de regio’s ligt de nadruk op de samenhang tussen de componenten: reliëf, ondergrond, bodem, water, landgebruik en begroeiing, en de invloed van de mens.
In deze cursus ga je verschillende vaardigheden op doen: werken in een team, schrijven, werkethiek, analytische en kwantitatieve vaardigheden en technische vaardigheden.
Periode 3
Deze cursus biedt een introductie in de principes van mineralogy, igneous petrologie en kristallografie. Je zult leren over de fysische en chemische kenmerken van mineralen en magma's.
- Mineralogie zal ingaan op: Hoe mineraals worden opgebouwd, hoe je mineralen kunt onderzoeken, hoe je belangrijke mineralen identificeerd en hoe je steenvormende mineralen identificeerd.
- Magma's zal ingaan op: Intrusieve en extrusieve processen, de classificatie van magmastenen, magma-evolutie, de introductie van fasediagrammen en smelten in relatie tot tektonische setting.
- Introductie (korte inleiding van klassieke en moderne aspecten van de plaattektoniek, en gebruik van kwantitatieve modellen)
- Kinematica van lithosfeer- en korstbewegingen (o.a. paleomagnetische en geodetische gegevens, haardmechanismen van aardbevingen); hoe bewegen en vervormen de platen?
- Krachten op de lithosfeer: waardoor bewegen en vervormen de platen?
- Temperatuur in de lithosfeer (modellen voor spreiding en thermische evolutie van oceanische lithosfeer; effect van temperatuurverdeling op topografie en verticale bewegingen; warmtestroom; temperatuurverdeling in continentale korst/lithosfeer);
- Subductie (gravitationele instabiliteit, roll-back en back-arc extensie; geometrie van subductiezones; introductie seismische tomografie; temperatuurverdeling in subductiezones; seismiciteitin subductiezones);
- Aardbevingen (haardmechanismen, seismisch moment, magnitude-frequentie relaties).
- Bekkenvorming (thermisch model, stretching model en low-angle detachment model, foreland bekkens; reconstructie verticale bewegingen.
- Gebergtevorming (homogeen verdikkingsmodel, convective removal, PT-paden; spanningstoestand als functie van korststructuur en topografie).
- Tektonische setting van verschillende gebieden op Aarde.
Deze cursus is opgedeeld in twee delen en kijkt naar de reconstructie van fossiele omgevingen, zowel marine als terrestrial door de tijd heen. In het eerste gedeelte worden marine ongewervelden gebruikt en in het tweede gedeelte terrestriale zoogdieren. Het doel is om kennis op te doen over de relatie tussen palaeo-ecologie en evolutie op grote spatial en temporale schaal, door het gebruik van palaeo-ecologie, palaeo-zoologie en statische methoden. Op basis van de ontwikkeling van de marine ongewervelden, zal de globale toename in biodiversiteit tijdens het Phanerozoïcum worden besproken, en het inzicht in de betrokken factoren, zoals radiatie en uitsterven. Op basis van de zoogdieren zullen migraties en verandering in fauna worden besproken.
De cursus bestaat uit drie delen, waarin je leert differentiaalvergelijkingen op te lossen. Het eerste deel houdt zich bezig met progressies en series en complexe nummers, belangrijke tools voor het analyseren en manipuleren van functies. Het tweede deelte introduceert de Fourier series, wat periodieke functies beschrijft. Daarna wordt dit concept gegeneraliseerd naar Fourier en Laplace transforms, wat belangrijke voorbeelden zijn van integrale transformaties gebruikt om verschillende differentiaalvergelijkingen efficiënt op te lossen. In het laatste gedeelde zullen we de geleerde tools gebruiken om ordinary en partial differentiaalvergelijkingen op te lossen.
Natuurlijke rampen kunnen zorgen voor veel economische, sociale- en emotionele schade. Natuurlijke rampen zijn onder andere, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami's, meteorietinslagen, overstromingen, droogtes, orkanen, grondverzakking etc. Vaak zijn de natuurrampen zo groot dat mensen zich er wel aan moeten aanpassen of anders de gevolgen moeten voelen. Maar meestal hangt de impact van de ramp af van de acties gedaan door de mens zowel voor als na de ramp. Deze cursus heeft als doel een aantal recente ontwikkelingen met elkaar te verbinden; de doorgaande klimaatverandering, de toenemende connecties tussen economieën, vluchtelingenstromingen en klimaatconflicten.
In dit vak krijg je een overzicht van de verschillende fysische en chemische oceaanprocessen. Je maakt kennis met het doen van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek op het gebied van paleoceanografie en klimaatverandering. Paleoceanografie is een belangrijke discipline binnen de aardwetenschappen, omdat het bestuderen van klimaatverandering in het verleden een graadmeter is voor het klimaat van nu. Met een goede basiskennis van huidige oceaanprocessen kun je reconstructies van het verleden beter begrijpen.
Deze cursus sluit aan op de door de student verworven kennis op het gebied van de geomorfologie en oppervlakteprocessen in het eerste jaar. De student verdiept zich in de basisconcepten van de geomorfologie, die als basis dienen bij het interperteren van de ontstaansgeschiedenis van landschappen (op zowel korte als lange tijdschaal). De student verkrijgt tijdens de cursus inzicht in het belang van mondiale, regionale en lokale patronen van omgevingsfactoren zoals klimaat, lithologie, vegetatie en bodems en hun interactie. Basiskennis op het gebied van bodemkunde, vegetatiekunde, bodemvormende processen en vegetatieprocessen worden aangeboden. De student wordt geoefend in het waarnemen, beschrijven en interpreteren van genoemde patronen in satellietbeelden uit verschillende klimaatzones.
Periode 4
Het orogenese-veldwerk in de Spaanse Pyreneeën bestaat uit vier verschillende onderdelen, elk vanuit een andere locatie. Het eerste deel is vooral gewijd aan kartering. Het tweede onderdeel spitst zich toe op stratigrafisch-sedimentologische analyse van het gebied. Het derde onderdeel is een 4-daagse excursie, waarbij het leren begrijpen van de geometrie van gebergtevorming centraal staat. Het vierde onderdeel richt zich op sterk gedeformeerde en zwaar metamorfe gesteenten.
Het Voorlandbekkens-veldwerk in de Spaanse Pyreneeën bestaat uit 3 onderdelen, elk vanuit een andere locatie. Het eerste deel is gewijd aan kartering. Het tweede deel is gericht op de studie van de stratigrafie van een sedimentair bekken dat opgevuld werd tijdens de gebertevorming. Het derde deel beslaat een korte excursie, waarin de laterale (Zuidoost-Noordwest) afzettingsmilieuveranderingen in de grootschalige sedimentaire voorlandbekkens ten zuiden van het orogeen bestudeerd worden.
Voorafgaand aan het veldwerk vindt er een excursie plaats van tien dagen (5 dagen in het veld). Het accent ligt op de ontwikkeling van laagland kust- en riviergebieden. Tijdens het veldwerk in Italië leer je een onderzoek uitvoeren met betrekking tot de ontwikkelingsgeschiedenis van het rivierengebied.
Periode 1
Deze cursus laat een verband zien tussen fysische eigenschappen en de mineralogische structuur van belangrijke fases van mineralen. Aan bod komen: processen die de stabiliteit, transformatie en transport van materialen weergeven, oppervlakte processen met betrekking tot vloeistoffen en processen die diepe aardse structuren weergeven.
Je leert bij deze cursus het modelleren van een probleem in een wetenschappelijk context (natuurkundig, chemisch, hydrologisch of geologisch). Hierbij wordt de ‘Fortran- taal’ gebruikt binnen het Linux besturingssysteem.
Je krijgt een overzicht van de processen en menselijke invloeden die een rol spelen bij land- degradatie. Onderwerpen die aan bod zullen komen zijn: erosie door wind en water, massa bewegingen, verwoestijning, de beoordeling van hazards.
Je krijgt inzicht in de basisprincipes van zowel kinematica en dynamica van vloeistoffen, als de bijbehorende computationele technieken. Onderwerpen die aanbod komen zijn: soorten vloeistofstromen, statica (bijvoorbeeld isotropie, hydrostatische druk), dynamica (bijvoorbeeld bewegingsvergelijking, stromingsweerstand) en lange golven (bijvoorbeeld riviervloedgolven, Kelvin-golven).
Deze cursus levert de benodigde kennis en inzicht om klimaat- en milieuveranderingen van het verleden te reconstrueren. Je kijgt hierbij naar de trends, de cyclische en abrupte veranderingen in het klimaat en hun oorzaken. Denk hierbij aan klimaatarchieven, astronomische cycli en de relatie tussen (plaat)tektoniek en klimaatverandering.
Periode 2
Deze cursus bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel omvat de mechanica van vaste stoffen en vloeistoffen (onder andere stress en strain). Het tweede deel zich meer op het gedrag van materialen in de korst en mantel en de processen die hierbij een rol spelen. Met gesteente mechanica krijg je dus een beeld van het deformatiegedrag van de korst en het bovenste deel van de mantel op alle schalen.
In deze cursus staan kennis en achtergrond over de samenstelling en mineraalinhoud van de vaste Aarde centraal. Daarbij wordt gekeken naar de veranderingen in de loop van de geologische tijd en de middelen waarmee we deze inzichten kunnen verkrijgen.
Deze cursus focust zich op geochemische processen van het mariene milieu en het richt zich ook op analytische methodes, het schrijven van verslagen en laboratorium analyse. Onderwerpen die aan bod zullen komen: estuarium en stabiele isotopen chemie, de basis van oceanografie en de geochemie van mariene- en estuarium sedimenten.
In deze cursus wordt de basis gelegd voor seismologie en seismiek. Methodes komen aan bod die de structuur van de aarde en aardbevingenmechanismen bepalen. Deze kennis pas je zelf toe door het schrijven van een kort essay over een seismologisch onderwerp.
Het doel van deze cursus is kennis op te doen over de processen die een rol spelen bij de verspreiding van milieuverontreinigende stoffen. Je kan hiermee patronen in de bodem en het grond- en oppervlaktewater leren begrijpen en voorspellen.
Deze cursus focust zich op de factoren, processen en morfologische kenmerken van de zowel korte als lange termijnontwikkeling van kustsystemen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan het ontwikkelen van vaardigheden met betrekking tot het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek.
In deze cursus worden de basisprincipes behandeld van onderzoek naar continentale ecosystemen (terrestrisch en aquatisch), zowel in het heden als in het verleden, met behulp van biologische proxies. De nadruk ligt hierbij op de wisselwerking tussen de geosfeer/hydrosfeer – biosfeer – atmosfeer in samenhang met milieu- en klimaatveranderingen op verschillende temporele en ruimtelijke schalen.
Periode 3
Deze cursus focust zich op de aarde, de herkomst en de interpretatie van deformatiestructuren die zijn opgeslagen in de korst van de aarde. Je doet dit zowel op grote schaal (bijvoorbeeld bekkens en gebergtes), als op kleine schaal (bijvoorbeeld breukzones en microstructuren).
Deze cursus geeft je meer inzicht in de interne opbouw van de aarde van korst tot kern. De belangrijkste dynamische processen in het inwendige van de aarde komen aan bod. Denk hierbij aan de temperatuur, stroming en deformatie van de mantel en de lithosfeer. De toepassing ligt in het maken van (geo)fysische modellen.
In deze cursus word je in staat gesteld om het gedrag van afzettingsmilieus en de faciësarchitectuur van sedimentaire bekkens te interpreteren in termen van sturingsmechanismen op sedimentatie.
De cursus biedt een brede introductie over de rol van hydrologie binnen aardwetenschappen. Onderwerpen die aan bod komen in deze cursus zijn: grondwaterstroming, opslag van CO2 in de ondergrond, chemische tracers in grondwater, opslag van radioactief afval en hydrologie van oppervlaktewater in stedelijke gebieden.
Je gaat kijken naar processen die een rol spelen bij de vorming en verandering van rivieren. Daarmee verwerf je vaardigheden in het uitvoeren van experimenteel onderzoek en het modelleren van rivieren. Dit vak slaat een brug tussen geologie, sedimentologie en natuurkunde.
Deze cursus wordt aangeboden in samenwerking met de TU Eindhoven. Je leert theorie en technieken bekend uit de hydrologie toepassen op andere gebieden.
In deze cursus krijg je inzicht in de klimaatschommelingen zoals die in de laatste paar miljoen, paar honderdduizend en paar duizend jaar op allerlei manieren hebben plaatsgevonden, en dan vooral hoe we dat op land en in kustgebieden kunnen zien. De afwisselingen van ijstijden en ‘interglacialen’ krijgen aandacht – en de toenemende invloed van de mens in de jongste eeuwen. Je komt meer te weten over de oorzaken van vroegere, huidige en toekomstige klimaatveranderingen.
In deze cursus leer je hoe je georuimtelijke data kunt analyseren. Tijdens hands-on computerpractica werk je met een Geografisch Informatie Systeem (GIS).
Periode 4
Je bacheloropleiding sluit je af met een bachelorthesis waar je zelfstandig aan werkt. De bachelorthesis heeft als leerdoel het op wetenschappelijk niveau zelfstandig leren verwerken en rapporteren van literatuur en/of meetgegevens in het kader van een duidelijke, wetenschappelijke probleemstelling.
Deze cursus biedt een overzicht van ons zonnestelsel en de plaats en rol van de aarde hierin. Je vergelijkt de processen die op de verschillende planeten een rol spelen, en je kunt uitleggen wat de invloed van deze processen is op de ontwikkeling van de planeten.
In deze cursus leer je hoe je georuimtelijke data kunt analyseren. Tijdens hands-on computerpractica werk je met een Geografisch Informatie Systeem (GIS).
Werkvormen
Tijdens je opleiding krijg je te maken met de volgende lesvormen: hoorcolleges, werkcolleges en practica. Bij hoorcolleges behandelt de docent klassikaal een deel van de leerstof en maak je zelf aantekeningen. Bij een werkcollege ga je dieper op de stof in en maak je opgaven over de behandelde collegestof. Bij practica verricht je bijvoorbeeld experimenten of leer je werken met computermodellen.
Studielast
In totaal ben je per week ongeveer veertig uur met je studie bezig. Daarvan bestaat een deel uit contacturen, zoals hoorcolleges, werkcolleges en veldwerk. De rest bestaat uit zelfstudie, zoals opdrachten maken, colleges voorbereiden en tentamens leren.
Contacturen per jaar:
- Jaar 1: gemiddeld 24 uur per week
- Jaar 2 & 3: gemiddeld 15 uur per week (afhankelijk van jouw richting en keuzevakken)
Thema's
Als houvast zijn de vakken in jaar 2 en 3 verdeeld over verschillende thema's:
- Dynamica van de vaste aarde
- Geologie van de vaste aarde
- Sedimentaire geologie en evolutie
- Oceaan en klimaat
- Aarde, water en milieu
- Dynamiek van het aardoppervlak
Veldwerk
Aardwetenschappen is een studie waarbij je veel met de praktijk bezig bent. Daarom zijn veldwerken en excursies een belangrijk onderdeel van de studie. Je leert hoe je 'in het veld' gegevens moet verzamelen en hoe je deze kan interpreteren. In je eerste jaar ga je op excursie naar de Ardennen en aan het einde van het jaar ga je op veldwerk naar Spanje of de Franse Alpen. Doordat je als student Aardwetenschappen een deel van je studie doorbrengt in het buitenland, vergroot je niet alleen je kansen op de arbeidsmarkt, maar ook verbreed je je persoonlijke horizon.
Toetsing
Ieder blok wordt afgesloten met een tentamenweek. Het eindcijfer wordt ook gebaseerd op ten minste één deeltoets en/of verslag of presentatie.
Groepsgrootte
Er zijn gemiddeld 140 eerstejaars studenten Aardwetenschappen. In de hoorcolleges zit je met alle studenten samen. Een werkcollege/practicum volg je met 20-25 medestudenten.
Studiebegeleiding
Bij Aardwetenschappen kun je tijdens je studie rekenen op goede begeleiding en persoonlijk advies. Je krijgt bij aanvang van de opleiding een tutor toegewezen: een docent binnen de opleiding die als studiebegeleider functioneert. Je tutor is het eerste aanspreekpunt voor alle opleidingsspecifieke vragen met betrekking tot het bachelorprogramma en je studievoortgang.
Bindend studieadvies (BSA)
Net als op alle andere Nederlandse universiteiten hanteren we in Utrecht een bindend studieadvies (BSA). Dit betekent dat je in je eerste studiejaar een minimum aantal studiepunten moet halen om verder te mogen met je studie. Bij Aardwetenschappen ligt dit minimum op 45 studiepunten (van de in totaal 60 te behalen punten). Haal je dit niet, dan moet je met je studie stoppen. De studieadviseur of tutor helpt je bij het zoeken naar een studie die beter bij je past.