Promotie: Voorspellen van methaanuitstoot door melkkoeien moeilijk
Door de groei van de wereldbevolking in combinatie met een toenemende welvaart stijgt de vraag naar dierlijk eiwit. Als leveranciers van melk en vlees zijn herkauwers hierbij van groot belang. Door het specifieke verteringsproces in de pens (i.e. fermentatie) van herkauwers produceren deze dieren echter het broeikasgas methaan. Het is daarom wenselijk om te beschikken over schattingen van de methaanproductie. Met die schattingen kunnen we rantsoenen voor herkauwers formuleren waarbij er zo min mogelijk methaan ontstaat. Dierenarts Felicidade Macome onderzocht met een bestaande laboratoriumtechniek de mogelijkheid voor het inschatten van die methaanproductie, en vergeleek deze met experimenten met melkkoeien.
Macome stelde zich de vraag in hoeverre de methaanproductie in het lab (in-vitro) een voorspellende waarde heeft voor de methaanproductie door melkkoeien. Haar experimenten in het lab zijn uniek in die zin dat ze parallel uitgevoerd zijn aan experimenten met melkkoeien. Daardoor was ook de werkelijke methaanproductie bekend. In totaal voerde de promovenda vier in-vitro experimenten uit, waarbij ze verschillende ruwvoeders testte: kuilgras, snijmais en esparcette (Onobrychis viciifolia, een plant uit de vlinderbloemenfamilie).
In geen van de experimenten kon echter een relatie worden aangetoond tussen de in-vitro methaanproductie en de werkelijke methaanproductie zoals gemeten bij de koeien. Ook de combinatie van in-vitro methaanproductie, de chemische samenstelling van het rantsoen en verschillende parameters van de in-vitro gemeten totale gasproductie leverde geen goede verklaring voor de werkelijke methaanproductie door de melkkoeien. Op basis van de huidige in-vitro techniek is het dus niet mogelijk om de methaanproductie door melkkoeien juist te voorspellen. Een nieuwe in-vitro techniek zou dus wenselijk zijn, maar deze zal eerst ontwikkeld moeten worden.
- Begindatum en -tijd
- Einddatum en -tijd
- Locatie
- Academiegebouw
- Promotor(es)
- Prof. dr. ir. W.H. (Wouter) Hendriks
- Co-promotor(es)
- Dr. J.T. (Thomas) Schonewille