Promotie: Vermogensconcentratie: meten en weten

tot

Op vrijdag 14 februari 2025 om 12.00 uur verdedigt Simon Toussaint zijn proefschrift Accounting for Wealth Concentration.

Vermogen duikt op bij zo ongeveer alle belangrijke economische keuzes in het leven, en is zeer ongelijk verdeeld. Ongeveer een vijfde van alle huishoudens heeft geen of negatief vermogen, terwijl sommige huishoudens miljonair of zelfs miljardair zijn. Er zijn ook zeer verschillende soorten vermogen: sommigen huishoudens hebben alleen een bankrekening en een koopwoning, anderen hebben aandelen en zijn bedrijfseigenaar. Waarom is de vermogensverdeling zo scheef en hoe is dit door de tijd heen veranderd? Zijn er verschillen tussen landen en hoe kunnen we die verklaren? Hoe meet je vermogen überhaupt? Het zijn dit soort vragen waarop Simon Toussaint in zijn proefschrift een antwoord op probeert te geven.

Vermogensconcentratie in Nederland


Toussaint reconstrueert onder andere (de verdeling van het) het huishoudensvermogen in Nederland vanaf 1854. Vermogensconcentratie was hoog aan het einde van de 19e eeuw, daalde na de Tweede Wereldoorlog, en stijgt weer vanaf de jaren ’80. Het Nederlandse koloniale verleden droeg aanmerkelijk bij aan de hoge mate van vooroorlogse concentratie, terwijl de naoorlogse groei vooral wordt bepaald door het bezit van een eigen woning en de groei van het pensioenstelsel.

Een beter model voor vermogensverdeling


Het dominante theoretische raamwerk waarmee vermogen doorgaans wordt bestudeerd is de Paretoverdeling. Pareto gaat uit van een verdeling in vaste percentages, waarin het meeste vermogen (bijvoorbeeld 80%) in handen is van een kleine groep (20%), en binnen die 20% dan weer een verdeling van 80-20 naar omvang van dat vermogen geldt. De implicatie daarvan is dat een heleboel vermogen bij de allerrijkste mensen geconcentreerd is, en dat blijkt niet uit de data. Er zijn in werkelijkheid bijvoorbeeld veel minder mensen met 100 miljard aan vermogen dan je volgens de Pareto verdeling zou verwachten.

Een eenvoudig alternatief, de zogenaamde Weibullverdeling, werkt theoretisch beter en verklaart ook de verschillen tussen landen in de hoeveelheid miljardairs, zo blijkt uit het onderzoek van Toussaint. De Weibull-verdeling gaat minder uitgaat van vaste verhoudingen. Het verschil in vermogen tussen mensen neemt namelijk ook niet geleidelijk, maar exponentieel af.

De rol van marktomstandigheden


Maar hoe komt het dan dat er bijvoorbeeld in China zo veel miljardairs zijn, en in India relatief weinig? Superrijken zijn doorgaans ondernemers, en belangrijke factoren voor de omvang van hun vermogen zijn volgens Toussaint de bevolkingsomvang (lees: grootte van de markt), de lokale en de mondiale marktomstandigheden. Deze factoren, gecombineerd met het statistische Weibull model leveren samen een verklaring voor wat we in de samenleving aan vermogensconcentratie zien. Het is dus niet alleen zo dat er in China meer miljardairs zijn omdat de Chinese bevolking zo omvangrijk is, maar er zijn meer mensen in China die 10 miljard of 100 miljard bezitten. Er zijn meer super-miljardairs, omdat er een relatie tussen het vermogen en de markt is.

De waarde van niet-beursgenoteerde bedrijven


Het vermogen van de meest vermogende huishoudens in Nederland zit voor een belangrijk deel in het aanmerkelijk belang dat zij in een bedrijf hebben (meer dan vijf procent). Voor het grootste deel gaat het dan om niet-beursgenoteerde bedrijven (BV’s).

Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld supermarktketen Jumbo, en de familie die eigenaar is van dat bedrijf. De boekwaarde van dit bedrijf is bekend, en conform de regelgeving van bijvoorbeeld de Belastingdienst, vastgesteld. Maar dat is niet de marktwaarde van het bedrijf, terwijl dat economisch gezien juist wel van belang is. Maar omdat het bedrijf niet verhandeld wordt (op de beurs), in tegenstelling tot bijvoorbeeld Ahold (eigenaar van o.a. supermarktketen Albert Heijn), is het voor onderzoekers en beleidsmakers moeilijk om een vergelijking te maken.

Toussaint heeft een methode ontwikkeld om dergelijke marktwaardes te kunnen schatten, en dat levert duidelijke hogere waardes op dan de boekwaarde. Meten is in dit geval duidelijk weten, want de marktwaarde van niet-beursgenoteerde bedrijven zorgt voor grote toenamen in vermogensongelijkheid en het totale huishoudensvermogen.

Meten en weten als basis voor maatschappelijk betekenis


Vermogen is van invloed, bijvoorbeeld op de ontwikkeling van de huizenmarkt, het pensioenstelsel, kansengelijkheid en de verschillen tussen arm en rijk wereldwijd. Het is van invloed op de macroeconomische verhalen die we vertellen. Daarom is het belangrijk dat Toussaint met zijn proefschrift een antwoord geeft op hoe je vermogen systematisch in kaart kunt brengen en inzichtelijk kunt maken.

Simon Toussaint is als promovendus verbonden aan Utrecht University School of Economics (U.S.E.).

Begindatum en -tijd
Einddatum en -tijd
Locatie
Academiegebouw, Domplein 29 Utrecht en online
Promovendus
S.J. Toussaint
Proefschrift
Accounting for Wealth Concentration
Promotor(es)
Prof. dr. C.N. Teulings
Prof. dr. B.J.P. van Bavel