Student van toen en nu

One Health

In een veranderende wereld met een groeiende wereldbevolking, klimaatverandering en risico op pandemieën is het thema One Health steeds relevanter. Anoek Backx houdt zich met dit thema bezig in haar werk bij het RIVM en diergeneeskundestudent Lieke Rongen volgt de master One Health. Zij geven hun kijk op One Health vroeger, nu en in de toekomst.

Portret van Anoek Backx
Anoek Backx

Hoe is de kijk op One Health veranderd sinds je begon met studeren?

Backx: Ik begon in 1995 met de studie Diergeneeskunde. Er was één vak dat specifiek raakte aan One Health en verder kwam in vrijwel alle vakken de rol van de dierenarts in de gezondheid van de mens wel naar voren. Het ging vooral over van dier op mens overdraagbare ziekten, zowel beroepsmatig als via consumptie. Vrienden van mij die Geneeskunde studeerden, leerden maar heel weinig over infectieziekten en zoönosen. Dat verbaasde me. Inmiddels is er wel een breder besef van het thema One Health en wordt de multidisciplinaire samenwerking gelukkig iets meer opgezocht. Toch blijkt het  nog ingewikkeld te zijn om elkaar te vinden en om samen te werken in tijden van crisis.

Vrienden van mij die Geneeskunde studeerden, leerden maar heel weinig over infectieziekten en zoönosen. Dat verbaasde me.

Anoek Backx, (dierenarts, veterinair microbioloog, interventie-epidemioloog), internationaal beleidsadviseur
RIVM

Bij de coronapandemie bijvoorbeeld duurde het een tijdje voordat de veterinaire labs mee gingen draaien. De drie disciplines blijven toch een beetje losse pilaren die kennis in eerste instantie bij zichzelf zoeken. In mijn studietijd zagen geneeskundestudenten dierenartsen als een stelletje houthakkers. Geneeskunde was de ‘echte’ medische wetenschap.

Portret van Lieke Rongen
Lieke Rongen

Rongen: Dat herken ik. Mijn vader is arts en toen ik aan de studie Diergeneeskunde begon, zei hij dat dat maar een beetje halve geneeskunde is. Nu, vijf jaar later, snapt hij wel dat ook diergeneeskunde hoogwaardige geneeskunde is, maar dan met andere patiënten. Ik denk dat zeker oudere artsen en dierenartsen het moeilijk vinden om bij een andere discipline om hulp te vragen en te beseffen dat daar ook veel kennis is.

Hoe kan het nog beter?

Backx: Het vergt van alle disciplines zelf de wil om elkaar te kunnen vinden en te waarderen. Ze hoeven niet altijd samen te werken, maar moeten wel weten waar welke kennis ligt en waar ze complementair aan elkaar zijn.

Rongen: Ik denk dat het goed is om heel vroeg te beginnen met connecties leggen tussen de drie disciplines. Bijvoorbeeld door tijdens de studie keuzevakken aan te bieden waarin studenten met andere disciplines in aanraking komen en samen over problemen kunnen nadenken. Zo zien diergeneeskundestudenten welke kennis er in de geneeskunde en de biologie ligt en vice versa, en leren ze aan om in de rest van hun loopbaan deze disciplines op te zoeken.

Ik denk dat het goed is om heel vroeg te beginnen met connecties leggen tussen de drie disciplines

Lieke Rongen, masterstudent One Health en Gezondheidszorg paard
Universiteit Utrecht, faculteit Diergeneeskunde

Hoe ziet de toekomst eruit voor dierenartsen?

Rongen: Je kan als dierenarts natuurlijk blijven bij alleen maar dieren beter maken. Maar als ik naar Nederland kijk… We moéten wel samenwerken met artsen en milieuwetenschappers als we zoveel mensen, zoveel dieren en het milieu gezond willen houden.

Backx: Dat moet je breder trekken dan Nederland. Ziektes houden zich niet aan grenzen. Die samenwerking van dierenartsen met de andere twee disciplines is op internationaal  niveau nodig. Dat gebeurt al wel, maar kan nog beter.

Rongen: Ik hoop dat wij als dierenartsen daar een mooie rol in kunnen spelen en misschien zelfs het voortouw kunnen nemen.

Dit is een artikel uit Vetscience nr.11.

Vetscience