Student van toen en nu
Landbouwhuisdierenarts
Dick de Lange studeerde in 1988 af als dierenarts en is gespecialiseerd in melkvee. Friederike van Oeveren is vijfdejaars diergeneeskundestudent en wil ook graag met herkauwers gaan werken. Beiden kwamen (online) bij elkaar om hun visie te delen over hoe het vak diergeneeskunde is veranderd.
Hoe is het vak diergeneeskunde in jullie ogen veranderd door de jaren heen?
De Lange: ‘Toen ik opgroeide waren melkveebedrijven kleiner en vaker gemengd, met koeien, kippen en varkens door elkaar. In de jaren 70 gingen bedrijven behoorlijk opschalen en meer specialiseren in één diersoort. Tegenwoordig kunnen met name jongere melkveehouders moeilijk meekomen met die opschaling. Dit komt doordat de prijzen van melk onder druk staan. Door de intensivering heeft de praktijk waar ik werk minder klanten gekregen, maar is het werkgebied groter. We begonnen met een aanrijtijd voor spoedgevallen van tien minuten, nu is dat soms wel een uur.’
Ik denk dat dierenartsen meer een adviesfunctie hebben gekregen
Van Oeveren: ‘Ik kan over minder jaren iets zeggen dan Dick, maar ik denk dat dierenartsen meer een adviesfunctie hebben gekregen. Vroeger kwam de dierenarts vooral als er echt iets mis was met een dier. Dat is ook het beeld dat mensen nog steeds hebben bij de veearts: ’s nachts in je overall een keizersnede uitvoeren en overdag met grote operaties bezig zijn. Ik denk dat tegenwoordig de grootste uitdaging het meekrijgen van de boer is. Vroeger hadden dierenartsen meer gezag en autoriteit. Vandaag de dag zijn boeren steeds meer ingelezen. Ze moeten zich aan allerlei overheidsregels houden en kennis van zaken hebben om zich staande te kunnen houden. Als dierenarts moet je daardoor meer moeite doen om de boer te overtuigen, maar dat houdt je ook scherp.
Behoorlijk wat dierenartsen haken af voordat ze de pensioenleeftijd bereiken
De Lange: ‘Een hele terechte opmerking. Dierenartsen moeten hun positie verwerven. Vroeger deden ze dat door directe handelingen. Ik werd bijvoorbeeld vaak geroepen bij een kalfje met een navelontsteking of een koe met een uierontsteking. Nu bellen veehouders zelden voor een uierontsteking, want ze zijn behoorlijk goed bij kennis. Wij dierenartsen moeten nu respect verdienen door met een goed adviesplan en behandelplan te komen en te blijven monitoren of de boer het goed doet.’
De Lange: ‘Door de krappere marges op melk hebben sommige melkveehouders minder financiële ruimte om het advies van een dierenarts in te kopen. Ik merk dat veel jongere collega’s het daarom moeilijk vinden om gesprekken over tarieven aan te gaan. Dat legt druk op hen. Behoorlijk wat dierenartsen haken af voordat ze de pensioenleeftijd bereiken, onder andere door die druk. Dat vind ik heel triest.’
Het thema van deze Vetscience is ‘gezond leven in de stad en op het platteland’. Welke rol hebben dierenartsen hierin?
Van Oeveren: ‘Ik denk dat dierenartsen bewustwording moeten creëren over zoönosen en veehouders en eigenaren adviseren over hoe ze met die zoönosen om moeten gaan. Door de krappe marges die Dick al noemde, gaan veel boeren ‘er iets naast doen’. Ze openen bijvoorbeeld een ijssalon of een soort kinderboerderij op hun terrein. In zo’n geval kan een dierenarts advies geven over waar de boer rekening mee moet houden om dit op een verantwoorde en gezonde manier te doen.