Open scholarship in de geesteswetenschappen
Publishingimpact volgens Sven Dupré
Prof. dr. Sven Dupré, hoogleraar Kunstgeschiedenis, Wetenschap en Technologie aan de Universiteit Utrecht (Geschiedenis & Kunstgeschiedenis) en de Universiteit van Amsterdam (Conservering & Restauratie) deelt zijn visie op de groeiende interesse in open wetenschap binnen de geesteswetenschappen. Als hoofdredacteur van een volledig open access tijdschrift ervaart hij zelf van dichtbij de voordelen van onderzoek dat vrij beschikbaar is.
Wat betekent het begrip open science/open scholarship voor jouw onderzoeksgebied?
“Ik merk in de praktijk dat open science, of open scholarship aangezien de term ‘science’ in het Engels de geesteswetenschappen uitsluit, meestal wordt geassocieerd met open access publiceren. Maar daar komt langzaam verandering in. Het besef groeit dat open science/scholarship ook in het vakgebied van de (kunst)geschiedenis veel meer is, en vooral veel meer mogelijkheden biedt voor onderzoekers. Het is niet enkel een bron van beperkingen of zelfs bedreigingen. Het gaat ook om open data, en dat nodigt (kunst)historici uit tot reflectie over wat data zijn en hoe die kunnen worden gedocumenteerd en gecommuniceerd. Ook dwingt het tot reflectie op methodes van (kunst)historisch onderzoek en wat de relevantie en haalbaarheid is van replicatie in de (kunst)geschiedwetenschap.
Maar open wetenschap (de Nederlandse term sluit de geesteswetenschappen niet uit) gaat ook over het erkennen van wat we in Utrecht ‘public engagement’ zijn gaan noemen. Het is een aanmoediging om ons als geesteswetenschappers te mengen in het maatschappelijk debat, met als doel de samenleving bij ons onderzoek te betrekken. Ik denk dat we als (kunst)historici ook de expertise hebben om niet enkel onderzoek te ontwikkelen dat onmiddellijk toepasbaar is voor de problemen die zich vandaag voordoen, maar ook om onderzoek te verrichten waarvan de maatschappelijke relevantie nu nog niet meteen duidelijk is. Dit biedt de mogelijkheid om op de iets langere termijn problemen te agenderen en te beslissen welke maatschappelijke actoren we rond de tafel moeten krijgen om te helpen zoeken naar een oplossing.”
Hoe breng je dit in de praktijk?
“Als onderzoeker werk ik meer en meer in teamverband. Zo leid ik nu een ERC-project ARTECHNE waarin kunsthistorici, conservatiewetenschappers, restaurateurs en techniek- en wetenschapshistorici samenwerken en publiceren. Dat verschilt enorm van het beeld van de (kunst)historicus die jarenlang alleen aan een wetenschappelijk boek schrijft. Daarbij is het voor kunsthistorici verre van nieuw om musea actief bij het onderzoek te betrekken. Zo werken wij in Back to Black , een project in het Museum Hof van Busleyden, ook samen met kunstenaars (Claudy Jongstra) en doen aan participatief onderzoek waarbij het publiek een actieve rol speelt. De resultaten van dat onderzoek publiceren we ook in open access, zoals het Burgundian Black boek dat bij EMC Imprint, een open access uitgever verbonden aan de University of California, zal verschijnen. Op deze manier kunnen we ook experimenteren met het format en met het opnemen van multimedia in het boek.
Ik raak ook meer en meer overtuigd van de maatschappelijke relevantie van het onderzoek dat wij doen naar materialen en technieken in de kunstgeschiedenis. Zo ligt een oplossing voor een alternatief voor de vervuilende materialen en processen die wij vandaag gebruiken soms wel in de herontdekking en activering van materialen en technieken uit een verder verleden. Als onderzoeksleider, en sinds kort ook als onderzoeksdirecteur van het Instituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis, zet ik ook in op het ondersteunen en het uitspreken van waardering voor maatschappelijk relevant onderzoek, public engagement en outreach. In het verleden was het vaak zo dat alle onderzoekers heel eenzijdig in de richting van de grote beurzen (bijvoorbeeld het NWO-Talentprogramma, of subsidies via de European Research Council) werden gestuurd, terwijl er nu meer aandacht is voor de diversiteit van de carrière van onderzoekers. Natuurlijk is het mooi als jij het profiel hebt om zo’n grote, individuele beurs binnen te halen, maar als jouw talent ligt in het samenwerken met andere onderzoekers en maatschappelijke partners, of in het schrijven van een publieksboek, dan moet je daarvoor de kans krijgen.”
Je bent Editor-in-Chief van het nieuw opgezette full-open access tijdschrift Journal for the History of Knowledge (JHoK). Kun je wat meer vertellen over hoe dat tot stand is gekomen en welke uitgangspunten daarin bepalend zijn geweest voor jou en de redactie?
“JHoK is een zogenaamd ‘diamond’ open access tijdschrift. Dat betekent dat er geen kosten verbonden zijn aan het tijdschrift voor lezers, iedereen met een computer en een internetverbinding kan het lezen, en ook niet voor auteurs. Het is goed te beseffen dat er altijd iemand is die voor een publicatie betaalt, en in de wereld van open access publiceren is er een verschuiving van de lezer naar de auteur die in principe verantwoordelijk is voor het voldoen van de zogenaamde Article Processing Charges (APCs). In het geval van JHoK is dit aan Ubiquity Press, de open accessuitgever waar we op aanraden van Publishing Support bij de universiteitsbibliotheek mee in zee gegaan zijn.
Onze basisfilosofie is er een van inclusief auteurschap; er mogen geen financiële barrières zijn voor auteurs om bij ons te publiceren. Dat is wel een van de risico’s van de verschuiving naar open access publiceren
Maar in het geval van JHoK betalen auteurs dus niks, omdat de APCs gefinancierd worden door Gewina, het genootschap dat eigenaar is van het tijdschrift, en door een reeks onderzoeksinstituten op het gebied van de kennisgeschiedenis, waaronder het Descartes Centre van de Universiteit Utrecht. Dat is cruciaal omdat onze basisfilosofie er een is van inclusief auteurschap: er mogen geen financiële barrières zijn voor auteurs om bij ons te publiceren. Dat is wel een van de risico’s van de verschuiving naar open access publiceren: hoge APCs die het voor auteurs die geen grote beurs van bijvoorbeeld NWO hebben of niet verbonden zijn aan een financieel slagkrachtige universiteit onmogelijk maken om te publiceren in een hoog aangeschreven tijdschrift. Het mogelijk maken van inclusief auteurschap is volgens mij een belangrijke taak voor een ‘oud’ geleerd genootschap zoals Gewina in deze nieuwe wereld van open wetenschap van de 21ste eeuw. Het lijkt mij voor universiteiten ook duurzamer om in te zetten op deze vorm van academic-led open access publiceren.”
Het eerste nummer is onlangs gepubliceerd. Wat is je tot nu toe opgevallen nu alle artikelen vrij beschikbaar zijn en maximaal gedeeld kunnen worden?
“In juli is het eerste ‘nummer’ van JHoK verschenen, een forum over ‘What is History of Knowledge?’ Wat opvalt is dat het niet alleen heel wat aandacht genereert op social media (in de eerste plaats Twitter) en ook wel buiten het vakgebied, maar vooral dat drie maanden later artikelen meer dan 400 individuele views halen en meer dan 100 keer gedownload worden. Dat komt qua individuele views aardig in de buurt van het ledenaantal van Gewina dat in een andere, oudere wereld een gedrukt exemplaar op de deurmat of in het postvak zou hebben gevonden. Ik denk dat we er wel vanuit kunnen gaan dat niet al die leden het artikel gezien laat staan gelezen zouden hebben. Als je er zo naar kijkt, dan kunnen we stellen dat artikelen in JHoK nu al een veel groter bereik hebben dan een tijdschrift alleen voor leden en abonnees. Dat is niet enkel potentieel, maar nu ook al effectief gerealiseerd.”
Benieuwd naar meer inspirerende impactverhalen? Of wilt u zelf uw ervaringen delen? Lees de andere impactverhalen of neem contact op met bibliotheek@uu.nl.