Klimaatverandering bedreigt de Hollandse tulp
Nederland wordt warmer en daar houden tulpen niet van. De geliefde bloem kampt steeds vaker met zachte winters en grillige lentes. Kan de wetenschap dit Nederlandse icoon beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering?
4 miljard bloembollen per jaar
Elke lente verandert Nederland in een levend schilderij. Uitgestrekte velden kleuren geel, rood en roze zodra de tulpen in bloei staan. Deze bonte tapijten zijn wereldwijd bekend: als toeristische trekpleister, als ansichtkaart, als icoon van het Nederlandse landschap. Jaarlijks produceert ons land meer dan vier miljard bloembollen, waarvan de helft de grens over gaat. Maar het sprookjesachtige beeld wankelt. Door klimaatverandering staat de toekomst van de tulp onder druk en met die toekomst ook een stuk Nederlandse identiteit.
Het hart van de tulp
Manuel Aguirre-Bolaños kent de kwetsbaarheid van bloemen als geen ander. De Mexicaanse bioloog, verbonden aan de Universiteit Utrecht, begon zijn carrière met het beschermen van bedreigde orchideeën. Sinds enkele jaren richt hij zich op tulpen en niet zonder persoonlijke consequenties.
Ik ontdekte dat ik allergisch ben voor tulpen, Maar ik kan het niet laten om ze te onderzoeken.
Wat hem fascineert is niet de bloem, maar de bol eronder.
Aguirre-Bolaños wil daar verandering in brengen. En snel ook, want de omstandigheden waarin tulpen het best groeien, veranderen in rap tempo
Warmer, natter, grilliger
Om goed bloemen te kunnen vormen, hebben ze koude, droge winters nodig. Als die winters uitblijven, blijven de stelen kort, komen de bloemen scheef of ongelijk uit of bloeien ze helemaal niet.
Tulpen zijn extreem gevoelig voor temperatuur,
Precies die omstandigheden staan onder druk. De Nederlandse winters worden zachter en natter, terwijl hittegolven steeds vaker toeslaan in de lente en de vroege zomer. De gevolgen zijn al zichtbaar: de Keukenhof, ’s werelds grootste bloementuin, moet jaarlijks zo’n dertig procent meer bollen planten om de bloemenpracht te garanderen die bezoekers verwachten voor hun kaartje van 35 euro.
Schoonheid boven kracht
Dat de tulp zo kwetsbaar is, heeft ook historische oorzaken. Eeuwenlang kozen kwekers voor uiterlijk, niet voor veerkracht. In de 17e eeuw werden ‘gebroken tulpen’ - met hun gevlamde bloemblaadjes in twee kleuren - voor absurde bedragen verhandeld. De beroemde rood-witte Semper Augustus zou ooit voor de prijs van een Amsterdams grachtenpand zijn verkocht. Wat toen als zeldzame schoonheid werd gezien, bleek achteraf het gevolg van een virus dat de planten juist verzwakte.
Ook nu nog is de tulp vatbaar voor van alles: schimmels, bacteriën, knaagdieren.
Een tulp is als een gesuikerde honkbal,
Iedereen wil er een hap van nemen. Ze zijn prachtig, maar ongelooflijk fragiel.
Tergend trage vooruitgang
Om de tulp weerbaarder te maken tegen klimaatverandering zouden kwekers graag nieuwe, sterkere varianten ontwikkelen. Maar dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Waar een tomatenplant binnen een jaar nieuwe vruchten draagt, duurt het bij tulpen vijf tot zeven jaar voordat een zaailing voor het eerst bloeit.
In die periode kunnen tulpen al wel worden getest op droogtebestendigheid en weerstand tegen ziekten, maar pas bij de bloei kunnen kwekers de eigenschappen beoordelen die bepalend zijn voor een nieuwe variant. De lengte van de ontwikkelingsfase van de tulp is onze grootste belemmering, zegt Aguirre-Bolaños.
Zouden we die met een jaar of twee kunnen inkorten, dan kunnen we veel sneller reageren op veranderingen in het klimaat. Elke tulp heeft drie generaties bollen in zich, legt hij uit.
Tot nu toe richtte onderzoek zich vooral op de volwassen plant, maar volgens Aguirre-Bolaños ligt de sleutel tot veerkracht juist in de jongste, nog onvolgroeide bol. Daar worden veel eigenschappen voor toekomstige groei al vastgelegd. Door beter te begrijpen wat daar gebeurt, kunnen we misschien het groeiproces versnellen én sterkere planten ontwikkelen.
De sleutel zit van binnen
De oplossing, denkt hij, zit letterlijk in de bol.
Als matroesjka’s, in elkaar genesteld. Tot nu toe richtte onderzoek zich vooral op de volwassen plant, maar volgens Aguirre-Bolaños ligt de sleutel tot veerkracht juist in de jongste, nog onvolgroeide bol. “Daar worden veel eigenschappen voor toekomstige groei al vastgelegd. Door beter te begrijpen wat daar gebeurt, kunnen we misschien het groeiproces versnellen én sterkere planten ontwikkelen.”