It's all in the game

Speelrekken worden lager en kinderen spelen niet meer urenlang op eigen houtje in de bosjes. Dit leidt mogelijk tot minder schrammen en kattenkwaad, maar wat lopen deze kinderen mis? In het onderzoek ‘The Power of Risky Play’ verkennen Louk Vanderschuren en Kristine De Martelaer met een interdisciplinair onderzoeksteam hoe kinderen, ouders, begeleiders en dieren risico’s in spel ervaren.

We interviewden hen over dit onderzoeksproject.

Focusgebied Sport & Society van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht zet in 2020 en 2021 in op twee interdisciplinaire onderzoeksprogramma’s: The Power of Risky Play en Institutions as bad barrels: criminal undermining of sport clubs. Beide projecten worden gefinancierd vanuit Sport & Society en deelnemende faculteiten.

Prof. dr. Louk Vanderschuren (Universiteit Utrecht, Faculteit Diergeneeskunde, Population Health Sciences) en prof. dr. Kristine De Martelaer (Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen, Educatiewetenschappen / Vrije Universiteit Brussel) werkten voor The Power of Risky Play een position paper uit. Zij vormen samen met dr. Kirsten Visser (Universiteit Utrecht, Faculteit Geowetenschappen, Sociale Geografie en Planologie) en Martin van Rooijen (Universiteit voor Humanistiek) de kerngroep van dit project.

Kind klimt in een boom
Foto: Jeremiah Lawrence op Unsplash

Hoe zouden jullie risky play en de waarde hiervan omschrijven?

Louk: ‘Zowel voor dieren als voor mensen geldt dat zij tijdens het spelen kunnen experimenteren met hun eigen gedrag. De risico’s die je tijdens een spel neemt, hebben in die context minder grote gevolgen dan in het echte leven, maar je doet inzichten op en je leert vaardigheden die in het echte leven wel bruikbaar zijn. En je leert dingen durven, ook een waardevolle les.’

Kristine: ‘De waarde van risky play of risicovol spelen, zit in mijn optiek in het niet overnemen van activiteiten van kinderen zodat zij zelf leren grenzen te trekken. Opvoeders en volwassenen hebben vaak de neiging om dit voor hen te doen, terwijl het voor de ontwikkeling van kinderen belangrijk is om dit zelf te leren inschatten.’

Welke inzichten in risky play ontbreken nog?

Kristine: ‘Waar ik heel benieuwd naar ben is hoe mensen risico’s inschatten. Het komt vaak voor dat mensen een verkeerde inschatting maken; ouders die hun kinderen in zee minder goed in de gaten houden, omdat die kinderen al hun zwemdiploma’s hebben, maar daarbij geen rekening houden met het koude water en de stroming. Studenten die al vaker veel gedronken hebben, maar in een nieuwe, sociale context over de grens gaan.’

Louk: ‘Het ontbreekt ons op dit moment aan concrete kennis. In mijn vakgebied bestaan behoorlijk wat theorieën over spel en risicoperceptie, maar als je kijkt wat er daadwerkelijk experimenteel is gedaan om deze theorieën te onderbouwen, dan valt dat best tegen.’

Waarom is dit onderzoek juist nu belangrijk?

Louk: ‘In de westerse samenleving worden kinderen steeds minder vrij gelaten in het spelen. De balans tussen ‘as safe as possible’ en ‘as safe as necessary’ is een beetje zoek. Er zijn richtlijnen voor de hoogte van klimrekken voor kinderen van een bepaalde leeftijd. Ik snap wel waar het vandaan komt, maar is het goed? We gaan steeds meer naar het uitsluiten van risico’s en daarmee ontzeggen we kinderen een hoop lessen.’

Kristine: ‘Eén of twee generaties geleden speelden kinderen nog uren alleen zonder toezicht in de bosjes, dat is heel snel veranderd. Wat we normaal vinden is sterk tijd- en cultuurgebonden.’

Waarom hebben jullie maatschappelijke partners uitgenodigd om deel te nemen?

Kristine: ‘Omdat er in de praktijk al veel initiatieven op het vlak van risicovol spelen zijn waarvan we veel kunnen leren, zeker bij die waar kinderen zelf de regels mee kunnen bepalen. Daarnaast zijn er partijen als de Nationale Raad Zwemveiligheid, die zwemmers wil ondersteunen bij het correct inschatten van mogelijke gevaren; welke rol spelen de context, de activiteiten en individuele verschillen? Bijzonder handig is dat we via maatschappelijke partners, zoals Monkey Moves, ook betrokken ouders makkelijker kunnen bereiken voor aanvullend onderzoek.’

Louk: ‘Stichting Buurtlab is de derde partij die meedoet in dit onderzoek en die heel concreet in de praktijk brengt wat wij met onze theorieën voor ogen hebben. Bij hen kunnen kinderen spelen op wat ruwere plekken. Het is heel interessant om te zien hoe dit soort initiatieven uitpakt.’

Wat gaan jullie doen?

Kristine: ‘We willen drie deelonderzoeken naar risicoperceptie op verschillende niveaus uitvoeren. Van een fundamenteel onderzoek naar de bijdrage van spel aan risicoperceptie en de betrokken hersenmechanismen tot een praktijkonderzoek naar hoe kinderen, ouders en begeleiders risico’s gerelateerd aan de omgeving van de natuurspeeltuinen van Buurtlab ervaren.’

Wat maakt dit onderzoek bijzonder?

Louk: ‘Ik vind de wisselwerking met deze partners heel mooi. We hebben elkaar echt wat te bieden: zij bieden ons praktische kennis en waardevolle contacten en wij helpen hen met de wetenschappelijke onderbouwing van hun werk.’

Kristine: ‘Daarbij is het interdisciplinaire karakter voor mij heel inspirerend. Kennis over het spelgedrag bij dieren is op een ander niveau, omdat wetenschappers daarin bepaalde factoren kunnen isoleren en gerichter kunnen ingrijpen. Het zou mooi zijn als andere partijen die met spel bezig zijn, zich door ons onderzoek realiseren dat ze ook veel van de dierenstudies kunnen leren.’

Louk: ‘In mijn ogen is het onderzoek geslaagd als eind 2021 alle betrokken partijen iets van elkaar hebben geleerd dat hen verder helpt in hun werk.’

En op de speelplaats, hoe zullen we daar de inzichten uit dit onderzoek terug zien?

Louk: ‘Hopelijk gaan we meer speelplaatsen zien waarop kinderen de ruimte krijgen om te spelen op een manier die bij hen past.’

Kristine: ‘En dat begeleiders en docenten het spelen niet zien als zomaar even iets, maar als een waardevolle activiteit. Een activiteit die ze kunnen observeren en waar ze zelf ook weer lessen uit kunnen trekken.’

 

Tekst en interview: Evelien Vos