"Een beetje dierwaardig bestaat niet"
Bas Rodenburg en Jeannette van de Ven over de onomkeerbare weg naar een dierwaardige veehouderij
Op verzoek van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit formuleerde de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) in 2021 zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij. Bas Rodenburg en Jeannette van de Ven dachten mee over het convenant dat daaruit voortkwam. Hoe ziet een dierwaardige veehouderij eruit? En wat is daarvoor nodig? “We hebben nog een lange weg te gaan, maar de weg erheen is onomkeerbaar.”
![](/sites/default/files/styles/image_1600xn/public/230603_BasNiemans_DGK_%20DierwaardigeVeehouderij-6_vierkant.jpg?itok=aPTn8HME)
Wat verstaan jullie onder een dierwaardige veehouderij?
“Je begint meteen met de moeilijkste vraag”, lacht Jeannette van de Ven, melkgeitenhouder in Brabant en bestuurder bij LTO Nederland. “De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft daarover een mooie zienswijze geschreven, maar als je dit aan de gemiddelde burger vraagt, verstaat iedereen daar iets anders onder. De een vindt het al dierwaardig als kippen tien centimeter meer ruimte hebben, de ander gaat voor vrije uitloop en een biologisch-dynamisch systeem. Dat maakt het lastig om te zeggen wanneer het dierwaardig is.”
“Het zou makkelijker zijn als we alleen naar dierenwelzijn hoeven te kijken”, gaat de geitenhouder verder. “Maar er komen veel uitdagingen op het bordje van de boeren terecht. Zij moeten ook afwegingen maken op het gebied van milieu en klimaat, uitstoot en voedselveiligheid. Als dierwaardige veehouderij alleen over dierenwelzijn zou gaan, dan komen wij er samen wel uit, hè Bas?”
“Ja, dat denk ik wel”, glimlacht Bas Rodenburg, hoogleraar Dierenwelzijn bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. “De zienswijze van de RDA gaat uit van de behoefte van het dier. Hoe kun je natuurlijk gedrag inbouwen in de manier waarop je dieren houdt? Dat is een belangrijke benadering om het aanpassingsvermogen van dieren te ondersteunen. Een dier moet zich zijn omgeving eigen kunnen maken, zowel in de sociale groep als fysieke omgeving. Daarmee verhoogt het dierenwelzijn, weten we uit onderzoek. Maar ik zie ook de uitdaging wat betreft duurzaamheid en klimaat. Als je kippen bijvoorbeeld buiten laat lopen, komt er meer stikstof in het milieu terecht dan als ze enkel in de stal blijven. Uiteindelijk moet dat allemaal samenkomen.”
Wat moet er volgens jullie als eerste gebeuren?
Van de Ven: “We moeten vooral de uitgangspunten helder hebben. Het rapport van de RDA is een goede uitvalsbasis, maar we moeten het daarover wel eens zijn. Als we uitgaan van het dier, welke concessies doen we dan op het gebied van klimaat en milieu? Dat moet helder zijn, voordat we kunnen invullen wat dierwaardige veehouderij betekent voor de individuele koe, kip of het varken.”
Gaan we in 2040 voor de ‘kleine woning’, met een minimumeis van dierwaardigheid, of voor de dierwaardige ‘villa’, vraagt Van de Ven zich af. “Dat is een reële discussie. Sommige boeren willen grote stappen zetten naar een dierwaardige veehouderij in 2040, terwijl anderen zich afvragen wie dat gaat betalen.”
Rodenburg: “Als je puur vanuit het dier redeneert, bestaat een beetje dierwaardig eigenlijk niet. De intrinsieke waarde van het dier, geen ingrepen doen en kalf bij de koe zijn grote onderwerpen. Dan is de vraag: bestaat die kleine woning wel, of moet je uitgaan van de villa? En wat is dan de route om daar te komen?”
Van de Ven: “De hele bedrijfsvoering zou dan aan hogere welzijnseisen moeten voldoen. Veel boeren willen dat wel, maar ze moeten de investeringen die dat vraagt wel terugverdienen. Hoe gaan we dat doen?”
Rodenburg: “Ja, daar ben ik ook nog niet uit, hoor. Maar je kunt niet half stoppen met het couperen van staarten, of een beetje kalf bij de koe houden. In Europa speelt exact dezelfde discussie. In sommige landen is kooihuisvesting voor kippen normaal, zoals in Spanje of landen in Oost-Europa, maar in Nederland mag dat niet meer. Hoe beweeg je dan vooruit als Europese Unie?”
Je kunt niet half stoppen met couperen van biggenstaarten, of een beetje kalf bij de koe houden
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen?
Van de Ven: “Als je uitgaat van een kleine woning, houd je ruimte in de markt voor extra keurmerken en bied je de consument keuzevrijheid. We hebben bovendien te maken met een Europese markt. Als wij de lat te hoog leggen in Nederland, vrees ik dat de detailhandel uitwijkt naar het buitenland en daar producten inkoopt. Daar zit de spanning: tot hoever kunnen wij stretchen?”
Van de Ven: “Als we alle uitdagingen niet integreren, komen die allemaal los terecht op het bord van de boer. Dat is in het verleden natuurlijk vaak gebeurd, maar dat gaat niet meer werken. We moeten op zoek naar een houdbaar systeem waarbij we tegemoet komen aan een dierwaardige veehouderij, maar waarbij de boer ook aan zijn verplichtingen voor bijvoorbeeld de klimaatwet kan voldoen. Er moeten integrale afwegingen worden gemaakt en we kunnen niet op elk thema een tien halen.”
![](/sites/default/files/styles/image_1600xn/public/230603_BasNiemans_DGK_%20DierwaardigeVeehouderij-4.jpg?itok=21pUxgqB)
Is een dierwaardige veehouderij dan een droomscenario?
Rodenburg: “Ik denk dat we zeker stappen in die richting kunnen zetten. Maar we kunnen niet alles uit het ideale plaatje realiseren. Nederland is sterk in het ontwikkelen en op de markt brengen van vernieuwende systemen. Als het ergens moet kunnen, is het hier. Maar we moeten goed nadenken over het grote geheel: dierenwelzijn, milieu, voedselveiligheid én een goed verdienmodel voor de veehouder.”
Hoe meet je dierenwelzijn?
“Dierenwelzijn begint bij gedrag”, zegt de hoogleraar. “We weten van alle dieren die we houden, hoe ze zich in de natuur gedragen. Kippen scharrelen bijvoorbeeld veel en koeien willen grazen en herkauwen. We kennen hun normale tijdsbesteding. Ligt een kip de hele dag stil op de grond, of is hij lekker aan het scharrelen? Dat kun je systematisch waarnemen op een bedrijf met camera’s of sensoren, zoals stappentellers. Ook komen er steeds meer mogelijkheden om te zien hoe een dier zich voelt en hoe het zijn omgeving beleeft. Denk aan lichaamshouding, hoe staat het dier erbij? Als dieren zich niet goed voelen, laten ze vaak hun oren of staart hangen. We kunnen zelfs emoties aflezen aan uitdrukkingen van varkens. Verder zijn er lichamelijke graadmeters, zoals bloeddruk of hormonen. Ook aan geluiden van dieren lezen we veel af. Er is steeds meer onderzoek over positief welzijn van het dier.”
Kijken we niet teveel vanuit de mens?
Rodenburg: “Wij proberen echt aan het dier te vragen hoe het zich voelt. Welke keuzes maakt het dier, als je het laat kiezen? Je kunt zelfs psychologische testen doen bij dieren, is het glas half leeg of half vol? Dan geeft een dier zelf aan of het zich lekker voelt of niet, door de keuzes die het maakt in zo’n test. Voor de praktijk te bewerkelijk, maar handig voor onderzoek.”
“Daarom is de wetenschap zo belangrijk!”, springt Van de Ven bij. “Wij willen niet doorschieten in het vermenselijken van dieren, een koe hoeft ’s avonds geen tv te kijken. Maar een dierwaardige veehouderij moet ook geen afvinklijstje worden met zoveel drinkbakken, zoveel ruimte, zoveel licht.”
Wij willen niet doorschieten in het vermenselijken van dieren, een koe hoeft ’s avonds geen tv te kijken
Bas, zou jij met jouw kennis over dierenwelzijn zelf boer kunnen zijn?
Lacht: “Ja, ik zou best boer kunnen zijn. Maar dan wel een biologische, met circulaire concepten en veel aandacht voor dierenwelzijn. Daarin zie ik de principes terug die ik belangrijk vind voor dieren.”
![](/sites/default/files/styles/image_1600xn/public/230603_BasNiemans_DGK_%20DierwaardigeVeehouderij-5.jpg?itok=6dZi7537)
Welke dieren zou je willen houden?
“Dan denk ik aan legkippen, daarover heb ik de meeste kennis. En hobbyschapen heb ik al, een koppeltje van vijf zwartblesschapen waarmee ik ook fok.”
En Jeannette, zou jij weer melkgeitenhouder worden?
“Ik denk het wel! Ik vind de omgang met dieren erg leuk. Voor mij is dat een mooie balans met het bestuurlijke werk dat ik doe binnen LTO. Ik vind het ook belangrijk om zelf in de agrarische sector actief te zijn, dan word ik gezien als een van hen. Als een wetenschapper zegt: we gaan koeien of geiten niet meer onthoornen, dan zit iedereen bovenop de kast. Maar als ik dat zeg, weten ze dat ik de praktijk ken. Dat vinden boeren belangrijk.”
Zijn jullie hoopvol gestemd over een dierwaardige toekomst?
Rodenburg: “Ik vind het bijzonder dat we dit proces in Nederland met z’n allen doorlopen en de discussie erover voeren. Het is vast nog een lange weg, maar ik denk wel dat het die kant opgaat.”
Van de Ven: “Dat denk ik ook, maar we kunnen niet van de kelder op de zolder springen. We moeten de voorlopers zo goed mogelijk helpen als lichtend voorbeeld, maar ook meer werk maken om de middenmoot mee te krijgen. Dat gaat in kleine stappen. De weg naar een dierwaardige veehouderij is onomkeerbaar, ook in Europa – daarvan ben ik overtuigd. De markt zal in een rap tempo mee moeten gaan, anders wordt het een uitputtingsslag.”
Als veterinair kenniscentrum willen we maximale impact hebben op belangrijke maatschappelijke thema’s. Daarom gaan wij graag in gesprek met onze omgeving, bijvoorbeeld door dialogen te organiseren. Op 2 oktober organiseerden we een dialoog over dierwaardige veehouderij. We katapulteerden onszelf naar 2040, waarin we dieren in de veehouderij op een dierwaardige manier houden. We vroegen ons af: hoe zijn we hier gekomen? Onderzoekers, veehouders, dierenartsen, dierenbeschermers, ambtenaren en andere professionals gingen daarover in gesprek.
Wil je ook uitnodigingen ontvangen voor deelname aan dialogen? Mail dan naar vetscience@uu.nl