Dood en begraven: uitvaartrituelen bij de universiteit
Blog: Dorsman doet een boekje open
Een van de moeilijkste dingen die ik in mijn loopbaan aan de universiteit heb moeten doen, was spreken bij de begrafenis van een veel te vroeg gestorven collega. Behalve dat het emotioneel zwaar is, mis je een handvat, een vaste vorm die je bij zo’n droevige taak kan helpen. Toch zijn er tijden geweest dat er aan de universiteit wel degelijk regels waren voor rouwbetoon.
Het funus: houvast in tijden van rouw
Rond ingrijpende gebeurtenissen als een overlijden, heeft de mens rituelen en protocollen gemaakt. Ze geven richting op emotionele momenten en maken het leed – althans voor het moment – dragelijk. Dergelijke rituelen zijn cultureel bepaald en daarbinnen hebben subculturen vaak nog hun eigen manier om met sterke gevoelens om te gaan. Rondom de dood kende de universiteit lange tijd eigen overlijdensrituelen, het zogenaamde funus.
Lijkredes van professoren liepen nog wel eens uit op een vertoon van geleerdheid en welsprekendheid.
In de eerste eeuwen van het bestaan van de universiteit kwam dat funus neer op een rouwbezoek door de rector en zijn assessor aan de familie of partner van de overleden collega. Daarbij werd dan gevraagd of die prijs stelden op een lijkrede door een van de professoren. Niet iedereen was daarvan gediend. Lijkredes liepen namelijk nog wel eens uit op een vertoon van geleerdheid en welsprekendheid, met schijnbaar als enige doel te laten zien hoe geweldig de spreker was.
Met zwarte stof omfloerste staf van de pedel
Wel was het de bedoeling dat de professoren achter de begrafenis gingen. Vanuit de senaatszaal (toen nog een gebouwtje dat tegen de aula van het Academiegebouw stond, waar nu de gang naar de Faculty Club is) gingen ze dan in optocht naar het sterfhuis. Voor of naast het rijtuig van de rector liepen de twee pedellen met hun voor de gelegenheid met zwarte stof omfloerste staf.
Vanaf het sterfhuis ging de tocht verder naar het kerkhof. Bij het overlijden van een student liepen de professoren soms ook in rouwkleding naar het huis van deze student en vervolgens naar de begraafplaats.
Maar zoals het vaak met rituelen gaat, worden ze star en roestig. Zo ontstond er in de achttiende eeuw rumoer over de plaats van de professoren in de stoet. Ze liepen steeds verder achteraan in de rij en dat beviel de heren niet. Daarop werd een heuse commissie ingesteld om te onderzoeken hoe het toch kwam dat steeds meer personen een plaats innamen vóór de universitaire deputatie.
Bij het overlijden van een student liepen professoren soms in rouwkleding naar het huis van deze student en vervolgens naar de begraafplaats.
Het funus werd overgenomen door studenten
In de negentiende eeuw namen de studenten het funus als het ware over. Net zoals zij zoveel van de universitaire gebruiken overnamen: ook zij hadden in hun vereniging inmiddels een ‘rector’ en een ‘senaat’. En nu werd bij het overlijden van een medestudent de familie gevraagd of zij prijs stelden op een funus en of dat dan groot of klein moest zijn.
Bij een groot funus liepen alle leden van de vereniging in rouwkleding met een strik in de faculteitskleur om de arm mee. De kist werd dan gedragen door medestudenten. Bij een klein funus was slechts een kleine afvaardiging van de studenten aanwezig. Dan ging de stoet langs het toenmalige universiteitsgebouw aan het Munsterkerkhof (nu: Domplein). Daar stonden dan de pedellen buiten met hun zwart omfloerste staven en zij maakten een diepe buiging naar de lijkkoets.
De dood sloeg vaak toe onder de studenten. Er waren jaren dat vier of vijf studenten overleden ‘aan een verwoestende ziekte’, stond dan vaak in de almanak. Sommigen gaven op hun ziekbed al aan geen funus te willen, maar er waren ook buitenlandse studenten die ver van huis hun eigen gewoonten meebrachten.
Begrafenis bij fakkellicht
In 1843 werd de Duitse student Friedrich Haas ’s avonds om tien uur bij fakkellicht begraven. Voor de lijkkoets liep een muziekgezelschap dat rouwmuziek speelde. In de stoet liepen ook enkele studenten mee in een speciaal kostuum met een half zwarte, half witte sjerp en een sabel in de rechterhand. Bij de kist werd nog een lied gezongen en nadat het graf gedicht was werden de fakkels daarop gegooid. Tot slot werd nog een laatste lied gezongen.
Maar ook in het studentenfunus kwam uiteindelijk de klad. In de jaren 1880 bleek met name de drank achteraf belangrijker te worden dan de plechtigheid en gingen er stemmen op het funus af te schaffen. Wat wel nog even bleef, waren de grote begrafenissen van bekende hoogleraren. Zo was de begrafenis van F.C. Donders in 1889 op Oud Zuilen een ware happening.
Duizenden mensen op de been voor Nicolaas Beets
Die van de kerkhistoricus Nicolaas Beets in 1903, de beroemde schrijver van de Camera Obscura, was zelfs een soort society-event. Vertegenwoordigers van koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma reden voorin de stoet mee. Duizenden mensen waren op de been toen de stoet vanuit zijn woonhuis aan de Boothstraat langs het Academiegebouw naar het graf trok.
Foto’s laten een dicht opeengepakte massa zien. Beets was een geliefde Utrechter, maar zijn begrafenis was ook wel een beetje aapjes kijken. Voor dit soort ritueel is nu nauwelijks plaats meer aan de academie: ook bekende wetenschappers zijn in die zin meer privépersonen geworden.
Dorsman doet een boekje open
Van de duizenden mensen die bij de Universiteit Utrecht werken en studeren, weten steeds minder iets over de geschiedenis van deze instelling. Dat kan beter. Leen Dorsman was tot 1 augustus 2022 hoogleraar Universiteitsgeschiedenis. Op UU.nl vertelt hij maandelijks iets wat je wilt of moet weten over de lange geschiedenis van de universiteit.