Boerderij bij Diergeneeskunde gaat voor meer biodiversiteit
Op de Tolakker maakt tien hectare grasland plaats voor ecologische verbindingsstroken en natuurvriendelijke slootoevers. Dat kan doordat de faculteit het aantal koeien vermindert en dus minder voer nodig heeft. Boer Jorn Vernooij ploegt minder diep, zaait op sommige akkers kruidenmengsel in, en gaat voor het maaien met een drone controleren op kievitseieren. Biologen onderzoeken ondertussen wat de maatregelen opleveren voor de biodiversiteit. “Practice what you teach.”

Een zonovergoten voorjaarsdag in juni. Zo’n tweehonderdvijftig biologiestudenten kruipen op handen en voeten door de weilanden van de Tolakker, de boerderij van de faculteit Diergeneeskunde. Ze tellen kruiden- en insectensoorten in het gras. “Dat gaan ze elk jaar doen”, zegt Merel Soons.
Soons is hoogleraar Landgebruik en Biodiversiteit aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de Biodiversiteitsraad die kijkt hoe de biodiversiteit op het Utrecht Science Park is te vergroten. “We onderzoeken met de studenten, met wildcamera’s én met een nieuwe PhD-kandidaat of het lukt om de achteruitgang in soorten op het Utrecht Science Park te keren. We kijken daarbij naar planten, insecten en andere dieren. In het bijzonder naar twintig soorten, die aangeven hoe het gaat met de biodiversiteit in het gebied.”

Weerbaarheid keihard nodig
Dat is om twee redenen belangrijk, vindt Soons. Allereerst omdat biodiversiteit bepalend is voor de weerbaarheid van ecosystemen, bijvoorbeeld tegen extreme droogte of overstroming. En die weerbaarheid is door de klimaatverandering keihard nodig. “Maar wilde planten en dieren zijn niet alleen nuttig, ze hebben ook een intrinsieke waarde. Het zijn levende wezens met wie we deze planeet delen.”
De universiteit besteedt in haar onderwijs en onderzoek veel aandacht aan het behoud en herstel van biodiversiteit. Dit vormt een belangrijke pijler binnen het strategische thema Duurzaamheid. “Maar we moeten die kennis ook zelf in de praktijk brengen”, vindt Soons. “Practice what we teach!” Bij het College van Bestuur van de universiteit vond Soons een gewillig oor om van het Utrecht Science Park een ‘living lab’ te maken. Biodiversiteit werd een van de actielijnen in het Strategisch Plan van de universiteit. En de faculteit Diergeneeskunde doet volop mee.
Nederland in het klein
“Dat Diergeneeskunde helemaal aan boord is, is cruciaal”, zegt projectleider biodiversiteit Dorinne Raaimakers. “Met zo’n honderdvijftig hectare beslaat de Tolakker ongeveer een derde van het areaal van het Utrecht Science Park.”
Raaimakers noemt het Utrecht Science Park “Nederland in het klein”. Er is een boerderij, maar ook een ziekenhuis. Er zijn onderwijsinstellingen, woningen, bedrijven, horeca, eigen energievoorzieningen en sportvelden. “Net als in Nederland concurreren al die functies om de schaarse ruimte. Ik ben erg trots dat het gelukt is om biodiversiteit in de planvorming nu volwaardig te laten meewegen. Dat wil niet zeggen dat biodiversiteit altijd voorrang krijgt. Maar wel dat we samen álle belangen en functies in kaart brengen en meewegen.”
Biodiversiteit gebaat bij schrale bodem
Zo ook bij de Tolakker, een boerderij bij de faculteit Diergeneeskunde die wordt gebruikt voor onderzoek en onderwijs voor studenten diergeneeskunde, met varkens, schapen en een melkveehouderij. “Dat die melkveehouderij biologisch is, helpt al behoorlijk”, zegt Raaimakers. “Het lijkt tegenstrijdig, maar biodiversiteit is juist gebaat bij een schrale bodem. Bij biologische akkerbouw gebruikt een boer mest die veel minder stikstof bevat. Maar we wilden graag meer doen. En daarover zijn we in gesprek gegaan met de faculteit.”
In de voorbereiding van de nieuwbouw bij de Tolakker heeft het faculteitsbestuur bijvoorbeeld kritisch gekeken hoeveel dieren nodig zijn voor het onderwijs en onderzoek. Door studenten vaker op andere boerderijen ervaring te laten opdoen, en in een skills lab op de faculteit te werken met modelkoeien in plaats van levende dieren, kan de Tolakker bijvoorbeeld het aantal koeien verminderen. “Daardoor is ook minder voer nodig en kunnen we letterlijk ruimte scheppen voor biodiversiteit.”
Welke ruimte dat is, laat boer Jorn Vernooij graag zien, terwijl hij in zijn overall en laarzen over een weiland van de Tolakker loopt. Hij wijst met zijn rechterhand naar een rij bomen in de verte, linkerhand boven zijn ogen tegen de felle zon. “We gaan langs de hele sloot het hek zo’n vijfentwintig meter verplaatsen en de strook tussen het weiland en de sloot afgraven. Daardoor wordt de grond schraler, kunnen wilde planten en dieren zich vestigen, en ontstaat straks aan de randen een doorgang die natuurgebieden met elkaar verbindt.”

Denk aan de droge juni-maand. We moeten het ecosysteem echt weerbaarder maken.
Samenwerken met de natuur
Vernooij vindt de aandacht voor biodiversiteit erg goed. “Maar”, zegt hij, “denk níet dat het nu alleen maar kommer en kwel is. Ik ben hier regelmatig vroeg in de ochtend als iedereen nog ligt te tukken, of juist ’s avonds laat. En wat ik allemaal tegenkom: reeën, hazen, een boommarter, ringslangen, kievitsnesten. Vossen zie ik met regelmaat lopen en dassen. Dat is prachtig. Maar we kunnen – en moeten – zeker verder werken aan verbetering. We moeten samenwerken met de natuur. Zeker nu het klimaat verandert. Denk aan de droge junimaand. We moeten het ecosysteem echt weerbaarder maken.”
Wat Vernooij betreft begint dat bij de bodem. “Biodiversiteit begint voor mij onder de grond, met schimmels, bacteriën en wormen. Ik ben hier negentien jaar geleden, op m’n zestiende, op de Tolakker begonnen als vakantiewerker. Sinds die tijd is er al veel veranderd. Destijds had niemand het over biodiversiteit. Het was raaigras wat de klok sloeg. Als je toen zei: ‘We gaan kruiden zaaien zonder kunstmest’, zei iedereen: ‘Je bent knettergek’. En kijk nu eens!”
Goed met grond omgaan
Vernooij past duurzaam bodembeheer toe. “Dat betekent dat je goed met je grond omgaat. We hebben hier te maken met kleigrond. Dat is mooie grond, erg vruchtbaar. Maar die kun je verpesten, bijvoorbeeld als het nat is en je gaat toch het land op. Dan kan je het in elkaar rijden en kunnen de wortels bij een droge periode niet groeien. Dan staat de natuur gelijk stil, daar letten we dus op. Of neem het bemesten: dat moet precies op het juiste tijdstip. We analyseren de grond ook, zodat we weten hoeveel mest de grond nodig heeft.”
Daarna komt het zaaien. Vernooij wijst een veld aan met erwten. “Erwten zijn een prachtig gewas. Het bevat veel eiwit dat we nodig hebben voor de koeien. We verbouwen dus ons eigen krachtvoer, dat hoeven we dan niet te importeren. Erwten kunnen bovendien stikstof uit de lucht vasthouden in de wortels. Als we de erwten maaien, sterven de wortels af en laten ze die stikstof los voor een volgend gewas. Bijkomend voordeel is dat het planten zijn die bloeien, dan krijg je meer insecten.”
We onderzoeken of het lukt om de achteruitgang in soorten op het Utrecht Science Park te keren
Kruiden inzaaien
Vernooij loopt dan een ander veld in. Hurkt. Gaat met zijn hand door de gewassen. “Vanaf het hek lijkt het gras, maar er groeit hier van alles. Ik zaai allerlei kruiden in. Denk aan cichorei, peterselie, karwij, bastaardklaver en kleine pimpernel. Zo is er altijd wat te eten voor de koeien en hebben we meer bloemen. Daar komen weer insecten op af, en vervolgens vogels en andere dieren.”
Laatst is een drone met warmtesensor aangeschaft, zodat Vernooij kievitseieren kan spotten voor het maaien. Hij heeft al een ecoploeg tot zijn beschikking. Die kan veel minder diep ploegen en laat meer van de bodem intact. “Een prachtig apparaat”, zegt Vernooij. Hij verhuurt hem ook aan het loonwerkbedrijf dat de ecoploeg dan inzet bij boeren uit de omgeving.
Dat de melkveehouderij biologisch is, helpt al behoorlijk
Enige boer in loondienst
Met deze boeren heeft Vernooij trouwens wel te doen. En dat moet hem van het hart. “Ik vind echt dat we op dit moment de boeren tekort doen door ze in de hoek te zetten als groep die niet voldoende geeft om zijn land en dieren. Dat klopt niet!” Vernooij heeft een luxepositie, realiseert hij zich. Lachend: “Ik ben de enige boer in Nederland in loondienst.” Dan serieus: “Op de Tolakker moeten we maximaal onze broek ophouden, maar het gaat uiteindelijk om het onderwijs en onderzoek. Dat is een andere uitgangspositie. Als ik mijn collega’s spreek, zie ik boeren van goede wil. Mensen moeten open het gesprek met ze aangaan, dat hebben Dorinne en Merel ook met mij gedaan. Daardoor zijn misverstanden uit de wereld geholpen en werken we nu goed samen.“
Deze samenwerking leidt er zelfs toe dat een volgende fase in de biodiversiteitsplannen is opgenomen, waarbij nog eens tien hectare weiland wordt vrijgemaakt. Dan komen er niet alleen stroken lángs de weilanden, maar ook stroken ín de weilanden. Is dat handig voor hem als boer? “Nou nee”, lacht Vernooij. “Dat betekent voor mij extra werk. Maar dat doe ik met liefde.”

Facultair Greenteam
De faculteit Diergeneeskunde wil duurzaamheid belangrijk maken in alles wat zij doet. Dat gaan we op veel plekken aanpakken. Bij onze huisvesting en bedrijfsvoering, bij het bepalen van speerpunten voor onderzoek, in onze opleidingen én bij het uitvoeren van de diergezondheidzorg. Een facultair Greenteam, dat net voor de zomer is opgericht, gaat de plannen concretiseren en alle studenten en medewerkers hierbij betrekken.